Ik schrijf soms nogal scherp, ook (en vooral) tegenover mijn dichte familie, omdat in die naaste verbanden vaak de meeste hypocrisie geldt: men gaat uit van de gedachte dat de bloedband een soort eeuwig excuus is om mekaar te “ontzien”, meer nog, het is meestal verworden tot een sociale verplichting om mekaar “graag te zien”. Tarara, zeg ik dan – rijper en zoveel wijzer geworden – ik heb vanuit geen enkele maatschappelijke sfeer zoveel klappen gekregen dan vanuit die klassieke familiekringen. Om te beginnen werd ik in de rug gestoken door mijn gewezen zus, daarbij geholpen door haar donkerrood-communistische man, twee harde fans van al wat “vreemd” is in onze samenleving: asielzoekers, migranten, allochtonen en vooral islamieten. Oké, dat mag, maar voor mij, vader van een overleden kind – Vincent (1981-2018) – was er zoveel minder consideratie. Ik schreef een ode aan mijn zoon, gaf het boekje uit in eigen beheer en maakte er een actie voor Kom op tegen Kanker van, maar het stalinistische duvelsduo reageerde alsof ik een aansteller van jewelste was. Ik denk dat mijn vel te blank was, mijn (gelukkig) gespleten hart tegelijk te zacht en te mannelijk: met lef en weerbaarheid. Daarom vonden de Becquevoortse bolsjewieken dat ik veel te positief in het leven stond, ik durfde godbetert nog in te zetten op de grote liefde, waarin ik glansrijk slaagde, maar ook dat was er weer te veel aan. Ik had een te “speciale levenswijze”, zo velden zij hun vonnis tegenover mij en even rap werd ik aan de kant gezet als iemand die een smet legde op de familie. Het is mijn persoonlijke dramatiek in een notendop, die etter deinde echter nog verder uit, het volstond echt niet dat ik mijn enig kind verloren had, ook mijn twee kleindochtertjes werden mij afgepakt, met vereende krachten werd er achter de schermen intrafamiliaal samengewerkt, een asociale familieclan kan een onvervalste maffia worden.

Daarom heb ik voor de rest van mijn leven lak aan alle banden en relaties die enkel gesmeed zijn door het bloed, om die reden schrijf ik af en toe wat woekerende woede uit, om te ventileren wat mijn gemoed bedrukt, om rust te vinden, om mij daarna ongestoord toe te leggen op mijn lieve echtgenote. Nathalie begrijpt mij perfect, ook zij kreeg klappen in haar bestaan, van ongeveer dezelfde aard. Wij zullen voor altijd samen sterk zijn, het gaat niet om de macht van het getal of het aantal (zoals in familieverband), maar om de kracht van een diep doordachte – niet te kraken – ethiek en moraal, die liefdevol versterkt wordt door zachtheid en oprechtheid. Zo zijn wij.

Hieronder volgen nog een paar losse anekdotes om het bovenstaande te staven, de korte story van wat familiale hypocrisie kan aanrichten: het trieste verhaal van een paar nichten die zich graag en onbezwaard aan strategische koorddanserij overgeven, lief en vriendelijk in het gezicht, om daarna het mes des te scherper in de rug te kunnen planten.

Nadia is mijn petekind, ik werd indertijd als 12-jarige (!) aangeduid als haar peter omdat zij een niet geplande baby was van haar mama die nog maar pas weduwe was geworden, maar snel nadien terug verkering had gekregen en bezwangerd raakte, een onchristelijk schandaal in de familie, dus mocht ik opdraven, want dat kon: ik had immers net mijn plechtige communie gedaan. Ondanks het relatief minieme verschil in leeftijd heb ik steeds de plichten van dat peterschap opgenomen, en dat werd warm beantwoord door Nadia. Elke ontmoeting tussen ons beiden verliep in een hartelijke sfeer, de sympathie was wederzijds, het waren werkelijk momenten om te koesteren. Tot Nadia plots haar kar keerde, ze liet zich betrekken in kwade praatjes over mijn persoon, ze kon niet weerstaan aan de sensatie die dat teweeg bracht in haar eigen saaie bestaan, het genot van de makkelijke roddel is onweerstaanbaar voor mensen die wankel en onbevredigd in het leven staan. Zo werd ik, buiten mijn weten, nogmaals geslachtofferd op dat altaar van de platte moralisten, ze verketterden mijn “speciale levenswijze”. Lees: het pad naar de grote liefde dat ik onverstoorbaar bewandelde, doorn in het oog van het doorsnee volk, mijn dichte familie met mijn lievelingsnicht op kop. Om stil van te worden, in deze nieuwe en niet voorziene kilte.

Livia is de jongste zus van Nadia, ze is niet enkel groter en slanker, maar – ondanks haar lacherigheid – ook afstandelijker, achter het ogenschijnlijk spontane lachebekje gaat een gesloten hart schuil, bij elke poging om tot haar door te dringen geraken wij niet voorbij dat masker van gepolijste vriendelijkheid. Als ze een grapje maakt, is het alsof haar ijsberg voor een tijdje smelt, maar eens we uit haar zicht zijn, trekt ze zich weer terug in haar duisternis, het private donker is haar trouwe bondgenoot, maar verwarrend is het wel: een vrouw die ons tezelfdertijd kust en omhelst, maar zeer bewust en ten gronde onze genegenheid afwijst, zelfs een losse vriendschap op FB kan er niet af. Als we haar soms nog eens mailen of sms-en, antwoordt ze met heykes en hallokes, onze voornaam is ze vergeten, de rest is dan geschreven in een schaarse telegramstijl. Op zich is dat allemaal niet zo erg, zeker niet dramatisch, maar omdat ik enkel nog “scherp” – eerlijk en naar waarheid – wil schrijven, zeg ik hier: ik hoef zo’n halfslachtige familie niet meer, en oké, dat maakt dan ook deel uit van mijn “speciale levenswijze”, maar het weze zo. Ik verkies de vrede in mezelf, ik geniet verder van die schone liefde in mijn leven. Exit Livia.

Tussen Nadia en Livia is er nog Monia, het mooie middenzusje. Haar heb ik van minder nabij gekend, ik ging lange tijd enkel verder op de verhalen van mijn (gewezen) zus, voor wie Monia nog als privé-secretaresse op de gemeenteschool had gewerkt. Wat ik dan gewoonlijk hoorde, klonk niet zo fraai: Monia had soms het karakter van een bitch, ze wilde steeds dat de rekeningen klopten, ook de ouders van allochtone kindjes moesten de schoolfacturen correct binnen de geldende termijnen betalen. Dat beviel madam de directrice – mijn ex-zus – dus minder, want “vreemdelingen” zijn per definitie slachtoffers die te allen tijde van uitzonderingen op onze gestelde regels mogen genieten. Het heeft effe geduurd aleer ik de redenering van Monia beter begreep, maar met mijn voortschrijdend inzicht in mens en maatschappij versta ik Monia nu ten volle. Haar marxistische woke directrice paste toen al haar strikt communistische principes toe op school.
Hoe hardvochtig kunt ge zijn, tegenover ons eigen Vlaamse volk bedoel ik. Zodus dank ik Monia.

Ik wou hier met dit diverse nichtentrio op de positiefst mogelijke noot eindigen, toch begrijpt u allicht mijn eindtoon: met familie is het makkelijker wandelen dan handelen, maar ik loop nog het liefst door en zie niet meer om, ik bevind me op een steeds veiliger wordende afstand, altijd verder weg van hen en van hun smet en verderf. De schaarse lichtpuntjes kan ik dan nog beter koesteren. Toch goed dat het op deze plek geboekstaafd staat.