Onlangs schreef mijn Facebook-vriend X (Leeghoofd) uit Diest volgend commentaar op een column die ik gepost had: volgens mijn huidige en uw gewezen maat Y (Laaghart) zijt ge als jonge gast op een winternacht eens zo zat geweest dat ge uit het raam van uw slaapkamer had gekotst, ge hebt toen de smurrie die bevroren tegen de muur was blijven plakken ’s ochtends met een meske moeten wegkrabben van uw vader.

Wat Leeghoofd hierboven schreef klopte bijna helemaal, alleen die opdracht van mijn vader was niet correct, het was ons ma die op eigen initiatief die onfrisse karwei had opgeknapt. Wat de rest van de feiten betreft: ik was inderdaad als 19-jarige zeer dronken geworden na een te enthousiaste consumptie van een nieuw en superlekker bier dat pas op de markt was: Duvel.
Zowel Laaghart als ikzelf konden nog niet weten hoe extra straf die volle blonde drank was en we hebben ons toen inderdaad poepeloere zat gezopen. Tot daar de erg exacte weergave van de feiten, maar so what denk ik daar nu over, we zijn al meer dan 50 jaar later.

Het was slechts één van de inderdaad vele jeugdzonden die ik begaan heb, en dan zwijg ik nog over alle erotische, relationele en liefdesturbulenties in mijn volwassen leven. Maar nu ik eindelijk de grote vrede en het ultieme levensgeluk heb gevonden met de schone en ware geliefde, komt zo’n Diesterse onverlaat als Leeghoofd even schoppen, op aangeven van die andere grijze nitwit Laaghart, een blozende en beschroomde boerenzoon uit Binkom die weliswaar een sluw geslepen jurist is geworden, maar na een halve eeuw toch nog zijn woeste gram wil halen: hij verklapt een jarenlang bevrozen jongensgeheim aan zijn maatje Leeghoofd, die dan graag het knechtje van dienst gaat spelen om mijn zogezegde reputatie te besmeuren. De dappere slaaf Leeghoofd is een gewezen soldaat van het Belgisch leger, nog wel een para, hoe ver kan de degeneratie gaan bij mannen die eens tot een elitekorps behoorden?

De bejaarde Binkomse opdrachtgever Laaghart zal in zijn vuistje hebben gelachen, de “vuile” tekst werd door zijn schandknaapje gepubliceerd in mijn vrije ruimte op FB, de plek waar lezers hun commentaar kunnen zetten op mijn teksten – waarvoor ik hen steeds ontzettend dankbaar ben geweest, ik heb ook nooit een reactie geschrapt omdat ze mij niet welgevallig was, laat het spel van de open democratische commentaren maar spelen, ik heb respect voor ieders mening – maar… de vieze vuilschrijverij van Leeghoofd heb ik weggehaald, met het meske van mijn fierheid weggekrabd, want de laagheid en de lelijkheid was om van te… kotsen. Leeghoofd is daarna nog langs een achterpoortje binnengedrongen, via messenger, hij wou zich excuseren, het was slechts om te lachen, maar volgens zijn boze baas Laaghart uit Binkom had ik wél diens destijdse partner Jenny Pimpernel willen wegkapen, oh my god, of beter: Allah Akbar, nog effe en we zaten in het donkere moslimkader met het stelen van echtgenotes en eerwraak. Geen sprake van dat ik haar begeerd had, trouwens, ik heb nooit vrouwen aangeraakt waar vieze mannen reeds met hun vuile fikken hadden aangezeten.

Beschamend toch, mensen die respectabel werk hebben gedaan als straffe para-commando en advocaat bij een giga organisatie verworden na hun carrière tot twee ordinaire schoppertjes, ze komen wat stampen tegen de man die in hun ogen te hoog heeft gemikt door boeken en blogs vol te schrijven waar een ruim lezerspubliek voor is, en dan moeten ze nog met lede ogen aanzien dat er aan mijn zijde de eeuwige geliefde staat. Tja, dan rest er slechts een braakreactie, uitgekotst door twee dronken koppen aan de lange toog van de grote verveling in het Tweemans Café ’t Leeghart. Ik wil toch nog benadrukken dat hun ongegeneerd blamerende uitlating in geen enkele mate een repliek was op mijn blogpost, het was zo maar een losse mokerslag uit het botte hart van twee zatte (gewezen) intellectuelen, recht in het gezicht van ondergetekende. Het gaat om een nieuw soort proletariaat, van de hoon en de haat, ze lopen in lompen (zonder kleren van eer) door de straten van Diest en Binkom.

Bovenstaande beschamende anekdote bracht me terug bij een haast vergeten verhaal van toen ik een 10-jarig jongetje was.
Ik mocht met mijn vader mee naar het vliegveld van Schaffen, daar was een open-deur dag met de aanwezigheid van een oude oorlogsheld die er zijn boek ging voorstellen: de memoires van een militaire weerstander die de meest gevaarlijke spionage-opdrachten had uitgevoerd in dienst van het Brits leger en de geallieerden. De titel van het heldenepos was: Do or Die. Onze pa had me reeds dagenlang tot in de kleinste details verteld over deze uitzonderlijke man, ik ging er een exemplaar krijgen dat hij zeker voor mij zou willen signeren met waarschijnlijk een persoonlijk boodschap. Ik was tegelijkertijd ontzettend blij maar ook hypernerveus voor de ontmoeting met deze beroemde spion, een jongensdroom ging in vervulling gaan, en mijn vader glunderde ook, hij genoot mee van deze indirecte opwaardering van zijn job als beroepsmilitair. Maar… de anti-climax volgde erg snel, ter plaatse zat daar een stomdronken verlepte man achter een stapel boeken die hij om de haverklap omverstootte. Onze pa trachtte de situatie nog te redden door tegelijkertijd een paar vragen te stellen én de korte antwoorden zelf te geven in de onmogelijke conversatie met deze gepensioneerde zatlap. Ik was niet zozeer ontgoocheld dan wel kinderlijk begaan met zowel mijn vader als met de gewezen para-commando, deze laatste: een geval van vergane glorie, iemand die bewonderenswaardig voor volk en vaderland had gestreden maar puur individueel kopje onder was gegaan, hij was letterlijk dronken van eigendunk geworden. Waarom doet dit relaas van complete afgang me denken aan de ethisch afgetakelde boer uit Binkom – eens een juridische topper –  en aan de moreel vervallen soldaat uit Diest? U vult het zelf maar in, dankuwel, ook Leeghoofd en Laaghart mogen mijn regels (pijnlijk) afmaken, de metafoor is een sneer naar deze heerschappen. 

Een fijne Kerst en reeds een prettig 2026 voor mijn lieve lezers, dit geldt niet voor de enige klanten van Tweemans Café ’t Leeghart.