Eind 2019 kocht ik mijn studio aan, een mini-loft negen hoog in Leuven.Ik woonde er als huurder sinds 2012, het was al die jaren mijn venster op de wereld, ik had geen televisie nodig, de lucht en de wolken stroomden continu naar binnen, ik kon de hemel plukken. Het pand bood ook een prachtig panoramisch uitzicht op de binnenstad. Tegelijkertijd was het mijn kloostercel, bij wijlen een erotisch eiland voor schone geliefden.
Mooie memorie.
Alhoewel, niet alle vrouwen waren trouw aan mijn hemelhuis, sommigen zondigden tegen de regels van het licht. Ze kwamen donker binnen en bromden over het comfort, niks was goed genoeg, behalve de zwoelte.

Toen Vinnie heenging in september 2018 kon ik me er definitief terugtrekken, weg van de wereld met verkeerde liefdes, weg van alle apathie van mijn familie en zij die mijn vrienden waren. Een vergissing.
Ik sleet er voortaan eenzaam mijn dagen en doorwaakte mijn nachten, beschut tegen de kudde. Tot Nathalie verscheen en de lucht ging lachen.

Reden te meer om eigenaar te worden van mijn loftje, ons definitieve liefdeshuis in de betoverende wolkenhemel. Zo geschiedde, in de hitte van onze schitterende verliefsheid.
Maar aan deze poëtische afloop ging een rare prozaïsche proloog vooraf.

Tijdens de aankoopronde kwam ik terecht bij Immokantoor DD uit Leuven.
Zij regelden de verkoop, het waren vlotte jongens, volgens mij correct.
Ik werd geholpen in mijn ondeskundigheid door hun oudgediende Maurice. Hij verdiende wat bij als gepensioneerde klusser. Prima kerel, hart op de tong, karakterkop en integer. (In zoverre eerlijkheid intrinsiek deel kan uitmaken van zulke business). Maar ik ben naïef in zakelijk gerief, ik liet mij dus makkelijk een prijs aanpraten en betaalde, weliswaar dik content.
Het luchthuis was voortaan van mij, ik had een stukje hemel gekocht, de wolken waren mijn bovenburen. Ik kon er mijn geliefde beminnen onder het sterrenfirmament. Wij konden ons geluk zomaar uit de lucht plukken, op korte oogafstand van het uitspansel, met een knipoog naar Vinnie.

Bij de bezegeling van de koop had ik een laatste afspraak met de baas van Maurice, een oud-notaris die was overgeschakeld op een florerende zaak in immobiliën. Het betrof een statige man, een aristocraat genaamd Xavier, een archaïsch uitziend type met een uitzonderlijk vertoon van plechtige hoofsheid. Xavier was ogenschijnlijk meer dan koosjer, zowel in woord als daad. Hij sprak als een man van adel, de noblesse in persoon.

Het ging inderdaad uitzonderlijk vooruit met het aankoopdossier, dankzij opstarter Maurice, maar vooral door het snelle handelen van zijn elegante patron Xavier die werkelijk alles op wieltjes liet verlopen. Hij jongleerde gewoon met het dossier.
Ik was onder de indruk van hun gedegen professionaliteit, en rapper dan verwacht mocht ik me eigenaar noemen, voor een bedrag dat misschien onder de marktprijs lag. Dacht ik toch, ik had een koopje gedaan. Of niet?

Ik was met die twee meneren op meer dan vertrouwelijke voet geraakt, het waren geen vastgoed-commerçanten voor mij, maar mensen met een hart. Daarom deed ik beiden bij het einde van de onderhandelingen Het Lied van Vinnie cadeau, als teken van haast innige erkentelijkheid. Ik gaf twee exemplaren mee aan ‘mijne maat’ Maurice, eentje voor hem en eentje voor Zijne Hoogheid Xavier. Grapje van mij voor Maurice. Tja.

De dag kwam dat ik na de laatste ondertekening ten kantore van Immo DD afscheid nam van mister Xavier. Hij hanteerde eens te meer zijn plechtstatige manier, altijd weer met dat ultrakorte zenuwlachje, maar toch al een tikkeltje afstandelijker (meende ik te merken). Hij hield me aan de deur van de zaak nog even dwingend staande, en toen schoot hij zijn zwaarste kanonskogel op mij af: “Tja, in verband met dat boek over uw overleden zoon, wij hebben ook een kindje verloren, dus wij gaan dat zeker niet lezen. Sorry, hier is uw boekske terug. Doe er iemand anders misschien een plezier mee. Alstublieft.”
En hij maakte een kwartdraai ter plaatse, hij schreed als een generaal terug naar zijn leger, zijnde zijn verblufte secretaresse en zijn onthutste poetsvrouw. Twee dames, mogelijks moeders, met het juiste gevoel…

Ik kreeg daar dus een mokerslag van jewelste, het duizelde voor mijn ogen, ik bevond me plots totaal verdoofd aan de uitgang, de exit uit een nachtmerrie met een valselijk geschapen man. De deur van Immo DD was ongenadig dichtgeklapt achter mij. Opgedoekt en afgehandeld dat boeltje. Alsof ik bij het groot vuil werd gezet, ophalen!
Meneer Xavier was spoorslags verdwenen, onzichtbaar verstopt achter de coulissen, een spook dat was opgelost in een foute droom.
Ik stond perplex, ik was getorpedeerd, geschoffeerd, gebruskeerd. Ik was helemaal ontzet. Het was alsof mijn geld was afgepakt op eerloze wijze.

Ik had weliswaar een appartementje gekocht, voordelig dacht ik, maar moreel voelde ik me compleet in het zak gezet. Met hoofsheid bedot. Ik kon uiteraard begrip opbrengen voor zijn privé-leed, voor zijn overleden kindje, maar hij trapte tegelijkertijd op mij en op de dood van mijn zoon. Schaamteloos en brutaal. Hij had zijn winst binnen gedaan, terwijl het emotioneel verlies nu volledig mijn deel werd. Wat een achterbaksheid, wat een extreem egocentrisme, wat een abject patent op lijden verschafte die man zich, met een harde trap naar een klant wiens geld hij afhandig had gemaakt met schoon manieren, met zoetgevooisde woorden, met verkoop van zijn ziel. Zo is hij mij in gedachten bijgebleven, een morele dief.

Toen dit spijtige voorval onlangs verjaarde, ging ik met Nathaliefje en liefdochter Katoke naar het kerkhof in Diest, om Vinnie nog te groeten.
Het was Katoke’s eerste confrontatie met de sober starende grafsteen van mijn zoon. Het geschiedde met het nodige kippenvel, maar het was toch een groots emo-moment voor mijn nieuwe intieme familie.

Katoke had een tekstje meegebracht, neergepend op een kunstig kaartje, alles van eigen maaksel, recht uit haar warme binnenkant. Ze is ook de ware dochter van haar mama, vandaar die hartelijke brief voor Vinnie.

Ik druk hieronder het aandoenlijk gedichtje af, als tegengewicht voor de slechte manieren van het heerschap Xavier. Zijn eigen (begrijpelijke) leed vertaalde zich bijna rechtstreeks in meedogenloos chagrijn naar mij.
Hij vertrappelde mijn verdriet, hij spuwde het Lied van Vinnie uit.

Katoke deed fragiel het tegendeel, zij sympathiseerde met mijn pijn, mijn gebroken vaderhart, zij verzachtte mijn immense tristesse met een gesproken liedje.

Hier komt het kleinood, met onuitsprekelijke dank aan mijn liefdochter.
Zij herdacht haar postume liefbroer met een handvol pure zusjes-poëzie:

      Vinnie

Je bent hier

in een schaduw
op de muur

in een droom
in de nacht

in mijn ooghoek

flits je voorbij

ik zag nog net
hoe je even zwaaide
naar mij 

      je liefzusje, Kato






Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *