Ik heb pas een onthutsend boek gelezen.
Het liep onverwacht af, de plot klonk wat ongelukkig. Het hoofdpersonage, alias de schrijfster, vond niet wat ze zocht. Maar wijsheid werd wel haar deel. Ze wist opeens
wat haar ware identiteit was. Alles had te maken met haar vrije wil, dat besef was verpletterend, helend zelfs. Ze zocht haar ouders, ze ontdekte zichzelf.

Ik vat even het boek samen, met dank aan diverse bronnen op internet.

In 1942 werd de negen maanden oude Erika Matko door SS-artsen weggehaald bij haar ouders uit Joegoslavië. Ze werd ontvoerd naar nazi-Duitsland en opgenomen in Himmlers geheime project Lebensborn, het naziprogramma voor ‘germanisering’ van niet-Duitse kinderen.
Met haar blonde haren en blauwe ogen was Erika de perfecte kandidaat om een ‘kind van Hitler’ te worden. Ze groeit op als Ingrid von Oelhafen. Pas op latere leeftijd durft ze de zoektocht naar haar ware identiteit aan.

Doorheen bijna driehonderd bladzijden beschrijft Ingrid von Oelhafen op beklemmende en beklijvende wijze haar tergende odyssee naar haar ware afkomst. Ze wil weten wie ze in werkelijkheid is, wie haar ouders waren, haar eventuele broers en zussen, haar resterende familie, op welke specifieke locatie ze geboren is, stad of platteland, welke regio, in welke taal ze als baby werd aangesproken. Het is één zwart gat voor Ingrid, die ooit Erika heeft geheten. Dat is zowat het enige wat ze weet.

Ik sla de ganse inhoud over, ik wil allesbehalve iets gaan vertellen over haar perikelen en tribulaties, soms spannend, soms net iets te langdradig.
Maar het slot, de uiteindelijke afloop, is gewoon indrukwekkend, van het plotse inzicht, van inkeer tot zichzelf, van confrontatie met de blik in de spiegel. 

De schrijfster ontdekt dat ze vergeefs gezocht heeft. Ze ging verbeten op zoek naar hare ware ik, haar onmiskenbare identiteit. Die interne schat, haar heilige graal, wou ze vinden bij haar biologische familie, haar verwekkers, haar oorspronkelijke streek van herkomst. Ze wou een authentiek bewijs van bestaan, een cachet van echtheid, een etiket om tegen zichzelf en haar entourage te kunnen zeggen: ik ben wie ik ben omdat ik uit die schoot geworpen kom, in die wieg geboren, aan die bron ontsproten. Ze tracht krampachtig naar een certificaat van bestaan. Een ware misvatting zo blijkt. De schrijfster keert van talrijke reizen gefrustreerd terug naar huis. Ze vindt wel haar streek van herkomst én concrete bewijzen van haar (overleden) ouders, zelfs nog naaste familie.
Maar ze treft nergens een traject naar identiteit aan. Wat ze vindt zijn blinde sporen. Ze heeft er geen enkele affiniteit mee. IJskoude douche, verbijsterende conclusie. Toch heeft ze opeens het licht gezien, vlak bij huis, haar eigen thuis in Duitsland, de haar gekende omgeving, waar ze werd wie ze nu was, met evenveel vallen als opstaan.

Haar levenslange zoektocht naar de vermeende goedmoedigheid van een ongekende moederschoot bleek niet meer dan zelfbedrog. Ze vat het hard en ontnuchterend samen in de boutade: not nurture, but nature is alles bepalend. Door zich haast fanatiek blind te staren op de sterkte van de bloedband, trapte ze (geeft ze zelf toe) enkel in de valstrik van de nazi’s.
Hitler, Himmler en hun ontaarde soortgenoten wilden een Arisch superras creëren dat bij uitstek was verbonden door de zuivere bloedband, bijna mythisch van aard, (tot zelfs mystiek, zie de waanfilosofie van Himmler).

Plots vallen de kleppen van de ogen bij Ingrid von Oelhafen. Zij wil blijven wie ze is. Daarvoor kiest zij nu in volle volwassen vrijheid, dus puur vanuit haar vrije wil. Ze prefereert exclusief om niemand anders meer dan Ingrid te zijn, toch maar een Duitse, een niet ongelukkige vrouw, intentioneel trouw aan hoe en waar ze is grootgebracht, daar lagen haar echte wortels.

Waarom dram ik zo door over dit boek? Omdat ik wil wijzen op haar klare redenatie. Op de lucide manier waarop ze uiteindelijk haar ware identiteit bepaalt. Wij zijn meer dan het kind van onze ouders, wij zijn meer dan het deel van een oorspronkelijk volk, wij zijn uiteraard meer dan een ras.

Wat we zijn, dat bepalen we tenslotte zelf, dat is een hoogsteigen keuze.
Ik ben bijvoorbeeld per definitie de man van mijn vrouw, ik ben voor altijd de vader van mijn kind, overleden of niet, dat speelt geen enkele rol. In zoveel mindere mate ben ik het kind van mijn ouders of de broer van mijn zus, dat is mijn bewuste keuze achteraf, dat bepaal ik, authentiek.

Zo creëer ik mijn hoogst unieke identiteit, in vrijheid, dat is mijn wijsheid.
Ik ben in niks meer ‘die rossenkop’, of de ‘zoon van Joske en Maria’, ‘de jongen uit Baalrode’, ‘de onnozele vrouwenloper’ of de ‘commissaris’ enz.
Dat waren enkel tijdelijke deelidentiteiten, mij soms opgedrongen door mens en maatschappij, met inbegrip van de vele nood- en ersatz-ego’s, slechts minuscule aspecten van mijn zoveel rijker geschakeerde persoon.

In mijn diepste kern zat een schat, die iedere mens bezit, de mogelijkheid om jezelf te creëren. We zijn wat we willen zijn, zeker in dit vrije westen, in deze zogezegd vermaledijde samenleving van wat heet het kapitalisme.
Wij worden hier geboren in vrijheid en in gelijkheid van rechten. De rest, de grote levenstaak, dat is onze hoogsteigen opdracht.

Ken jezelf, denk voor jezelf, ontdek jezelf, bepaal jezelf, wees uiteindelijk jezelf. Sterf finaal tevreden met jezelf, omringd door je nieuwe familie, die jezelf hebt samengesteld, volgens het meest ultieme criterium: de liefde.

Met dank aan Ingrid Erika von Oelhafen, gestolen kind, gewonnen vrouw.





Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *