De rijkswacht is steeds een mannenbastion geweest, een macho fabriekje. Expliciete of voorzichtige mietjes ben ik er niet tegengekomen. Brave softies waren uit den boze. Je had er beter geen vrouwelijke maniertjes.

Je moest om te beginnen besnord zijn, wat ik niet was, en excessief bier kunnen drinken, waarin ik me aanvankelijk bekwaamde, maar al snel mee kapte. Ik werd geheelonthouder, soigneerde mijn uiterlijk en had zeker mijn vrouwelijke kant. Genoeg om uitgerangeerd te worden.

Ik maakte dus meestal geen deel uit van het clubje hufters dat ik overal tegenkwam. Nuance en finesse stonden nergens op de agenda, tact en etiquette waren onbekende handelsmerken. Het was zwelgen in grove humor en seksistisch pronkgedrag. De gecultiveerde omgangsvormen bestonden uit breed geëtaleerde kromtaal en gebaren met de voorhamer. De meeste gesprekken ervaarde ik als mokerslagen. Ik ging kopje onder.

Toch waren er uitzonderingen. Maar dan kwamen we weer in de buurt van wat het Vaticaan vandaag nog (medio maart) een grove zonde noemde.
Ik bedoel het bestaan van wat schaarse homo’s die toch bij de Rijkswacht verdwaald waren. Verwonderlijk, maar het bestond. Ze liepen liefst in het vermomde donker rond, maar vertoonden zich soms ook vroeg op de dag, bij het opkomen van de zon. Hieronder volgt een sprekende anekdote.

Bij het opleidingscentrum in Wilrijk was er eind jaren ’70 een protserige adjudant die aan het hoofd stond van de school waar de jonge rekruten gevormd werden. Eén van deze onschuldige discipelen was ik.
De theatrale man was een windhaan en een ijdeltuit van jewelste.
Hij praatte niet, maar orakelde, hij voerde geen conversatie maar legde dictaten op. Hij liep blind van narcisme rond, op de hoge poten van een wilde despoot.

Het was me wel opgevallen dat hij lang en indringend stond toe te kijken als wij buiten moesten sporten, in onze strakke oefenpakjes, of stijf in het gelid liepen tijdens de dagelijkse drill. Dan zag ik de kwijl in zijn ogen, het geil droop precies uit zijn mond. Hij kwam ’s avond ook graag langs op onze kamers. Dan vleide hij zich op het bed van een favoriete jongen.
Hij had een voorkeur voor donkere en zwaargebouwde gasten. Blond sprak hem minder aan, dus mijn bed bleef onbeslapen door die man.

Of hij werkelijk de zonde van het Vaticaan bij mijn collega’s bedreef, heb ik niet gezien, ik hoorde enkel het gefluister in het duister, maar niet zijn hoge fluitspel. Ik waakte wel bij nacht, want verblind van de honger naar een jongen kon hij misschien zijn  goesting vinden bij een brokje blond.

’s Ochtends was hij weer als eerste wakker, hij stond ons op te wachten bij de groet aan de vlag en daarna volgde wat hij noemde: oefeningen voor een frisse geest in een fit lichaam. Hij liet eigenlijk het beest in zijn onreine geest los. Wij moesten onze borstkas ontbloten en dan als gekken met ons armen zwieren, benen openstrekken en ons achterwerk omhoog steken. De adjudant schreed dan parmantig door de rangen, streelde net niet ons ongedekte lijf en onze kwetsbare leden.
Zijn lid werd groter naarmate de ochtend vorderde, zijn goesting nam toe.

Gans de kazerne was op de hoogte van het voyeurisme en het majeure misbruik dat die adjudant beging, een gemankeerde madam, verpakt in de hogere graad van baas over zwakkere jongens. Wij werden afgeblaft door hem, sommigen ook betast of gretig bepoteld. Hij speelde letterlijk met ons kloten.

Natuurlijk had de adjudant ook een bovenbaas, dat was de schoolkolonel.
Of dat opperhoofd op de hoogte was van de vieze bokkensprongen van het miezerige ventje weet ik niet. Wel waren er andere ontsporingen waarvan de verhalen tot bij de kolonel geraakten. Onder andere een mislukte doop, waarvan ik de aanstichter was. Het was de gewoonte dat er een doopritueel werd gehouden voor de jonge rekruten. Ik had dat persoonlijk verhinderd. Ik was opgekomen voor mijn medeleerlingen en we waren de onterende dans ontsprongen. Tot grote woede en opperste frustratie van onze pelotonchefs die ons wilden knechten, vernederen, door het slijk doen kruipen, met drek besmeuren en ons stomdronken voeren. Dus het gekende sadistische gedoe, zie de dolle studentenpret, af en toe valt er een dode.

Ik moest het komen uitleggen bij de kolonel, mijn boycot proberen te rechtvaardigen. Op zich een hele eer, want niemand kende die kerel van gezicht, die man zat zo hoog in de hiërarchie dat hij nooit afdaalde tot ons onderdanige opleidingsniveau. Wij waren nietige aardwormen voor die opperste olifant, hij bestuurde ons met zijn slaande slurf. Maar ik mocht aan zijn dikke poten komen likken met mijn nietige uitleg.

Hij aanhoorde mij ogenschijnlijk gewillig, wel met een ijselijk zwijgen. Toen schraapte hij zijn keel, ik hoorde het oerwoudgeluid van een leeuw, de logge olifant was verdwenen. Hij brulde dat ik een onbenul was, ik moest de wrede tradities respecteren. Ik had het korps onteerd etcetera.

Ik bekeek hem onverschillig, ik was niet bang, daar zat een zwakke man voor mij. Hij hanteerde zijn gezag als een zwaard, ik keek vrank terug en hij bleek ontwapend. Opeens kwam hij achter mij staan, ik hoorde hoe zwaar hij ademde. Ik was op alles voorbereid, de strijdlust spoot uit mij  oren. Ik voelde een hand die langs mijn rug kwam glijden, een andere hand zocht zijn weg langs de zijde van mijn borst. Hij zei dat ik ondanks alles een dappere jongen was, mijn daad was ongezien in de annalen van de opleiding bij de Rijkswacht. Hoe moedig toch een doop te vestoren enz.

Ik voelde een plotse opstoot van adrenaline, niet door zijn woorden, maar door de toon die begon te stinken, ik rook hier onraad. Hij had heftige zin in een verzetje. Dit was hiërarchische hitsigheid. Ik ben opgestaan en heb hem recht in zijn geile ogen gekeken, kort en onvervaard. Ik stapte op, zonder pardon, richting uitgang. Hij probeerde nog met een uithaal naar mijn kruis. Ik klopte de zware eiken deur keihard dicht tegen zijn neus. Korte metten met de geile kolonel. Een pervers verhaal van een macho-mietje met een pietje dat te kort schoot. Ik was ongedoopt en ongesloopt.

Jaren later toen ik reeds dienst deed op het Koninklijk Paleis kwam ik soms in contact met een majoor die verantwoordelijk was voor een afdeling van ons detachement te velde. Kiesheid verbiedt een nadere situering. Het was een super joviale man, altijd met een lach op het gelaat. Vooral naar mij toe leek hij de goedheid in persoon. Hij vond mij nen toffe. Tja, wat kocht ik daarmee? Stof voor een gedegen conversatie zat daar voor mij niet in. Ik ontweek hem ook meer en meer, want dat onnozel lachen begin op mijn zenuwen te werken. Hij werd nogal vrij persoonlijk, het kwam vaak gênant over, die aparte belangstelling voor mijn persoon. Maar ik was altijd welkom, op zijn domein waar hij het bevel voerde over zijn kleine troep. Bij dag of bij avond, ik mocht zelfs blijven slapen, voor een fijne collega spreidde hij graag een warm bedje.
Ik ben nooit op dat voorstel ingegaan, dit was te glad. Glad to be gay, galmde er door mijn hoofd, een hitje uit de homo-scène van de eighties.

Maar al snel had hij een volgende potentiële prooi. Een good looking bodyguard van de Koning kreeg hetzelfde aanbod en ging er op in.
Die collega is in het holst van de nacht gaan lopen bij de majoor. Hij werd eerst bedolven onder de complimenten, daarna volgegoten met drankjes en tenslotte was het tijd voor de sekscinema. Einde van de rit, rits blijft dicht, zei collega.

De majoor kon toen troost gaan zoeken bij zijn vrouw en enig kind, een lelijke dochter, die later nog mijn medewerkster is geworden. Ik moest de eindeloze verhalen aanhoren over haar perfecte papa, een man van stand en trouwe dienaar van onze Sire, vooral de fiere man van haar moeder, zijn aanbeden vrouw. Mij vond ze maar een slapjanus, een smet voor de Rijkswacht, want ik was een verdacht verwijfde kerel. Haar snorretje trilde dan lichtjes. Ze pinkte een traan weg om haar vader, vredig overleden in zijn stoere mannenkleren. Zijn binnenkant was een zwoel kwijlende dame.

Ik heb dikwijls op mijn tong moeten bijten, tot hier, ik schrijf het nu neer.

Het opgeblazen instituut de Rijkswacht was vaak een schuiloord voor stiekeme geilheid en erotische schijnheiligheid. Ik behield mijn trots.

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *