We kenden een zonnig weekend, de indian summer vertroetelde ons. Nathaliefje en ik hebben onze liefde lekker opgewarmd, los van seks etc. In een normale wereld hadden wij onze kleinkindjes mogen zien. Het was de derde zondag van de maand. Dan mochten wij volgens vaste afspraak op bezoek gaan in het huis van mijn zoon. Zelf woont hij er niet meer; hij ging er drie jaar geleden definitief weg. Zijn bestemming is onbekend gebleven. Hij liet niks meer van zich weten, zo gaat dat in een vaders leven. Wenen helpt hier niet, want ik heb geen tranen meer in voorraad, prakkezeren nog minder. Ik zwijg bijna altijd en Nathalie begrijpt dat. Zo denk ik toch. De zon schenkt droef begrip. Stil pessimisme biedt soelaas.

Die derde zondag is een kinderflop geworden. Mijn schoondochter bedacht zich plots en bepaalde een andere agenda. Voor ons is dat overmacht, zij is de demon die genadeloos wikt en weegt. Zoiets wordt een mens nooit gewoon, een monster went niet. Het zal nu voor de vierde zondag zijn, voorlopig nog onder voorbehoud. Wij houden ons hart vast. Gelukkig houden wij ondertussen van mekaar.

Ik schrijf hier stoute taal. Dat is mijn enige verhaal tegen die hysterische vrouw. Ik laat een expliciet relaas na, voor de kleine meisjes van mijn zoon, opdat zij later kunnen lezen wat hun mama zat te mismeesteren.
Ik blijf me herhalen, zolang zij mij teistert en tergt door me de vrije toegang tot mijn kleindochtertjes te ontzeggen. Ik typ en ik strijd, ik noteer en ik weerstreef de labiele geest van een losgeslagen weduwe. Mijn zoon was een schone meneer; mijn schoondochter een lelijke deerne.

Dat is de trieste balans van mijn leeggeroofde vaderschap. Geen troost tenzij mijn lieve wederhelft, zij heelt en zij helpt mij, gedeeld verdriet.

Terwijl gisteren ons verhoopte bezoek de mist inging, was het volkse kermis op het terrein waar tot voor kort het Sint-Pieterziekenhuis stond. Het was de laatst gekende woonplaats van mijn zoon. Nadat zijn lichaam er vertrok, werd het gebouw tot op de grond afgebroken. Het hart was uit de stenen ontsnapt. Er rest sindsdien een desolate vlakte, één groot graf.

Het stadsbestuur werd er op aangesproken, de mensen wilden de schande van dat kale gat weg. Zij geloofden liever in dromen, zij verkozen hoop en goeie moed. Burgervader Mo baalde, maar besloot dat er geen moskee kwam. Hij en zijn gezellen kozen voor een erg Vlaams sport- & pretpark. Ze installeerden er een ware velodroom. Ter ere van ons wielerzotte volk en meer bepaald ten gerieve van het mondiale kampioenschap zondag.

Waar Vinnie deze lieve mensenwereld verliet, wordt nu zijn favoriete sportbedrijf gevierd. Jonge kinderen en andere velovrienden draaien er rondjes en zwaaien de dagen uit tot het langverwachte weekend komt. Spanning alom, wie wordt wereldkampioen? Leuven is gul uitverkoren, als publicitaire place de luxe. De stadskassa rammelt en rinkelt. Voor wie?

Mijn mening is niet voor allen relevant. Daarom verklap ik niks van mijn prognose aan mijn gekke schoondochter.
Ik hou haar trouwens nooit op de hoogte van de schoonheid die ik mag meedragen. Daarvoor is zij zelf niet mooi genoeg. Ik koester dus een droom, een fragiel en zoet bezit. Ik zie mijn verloren kind terugkomen, hij pakt hier postuum de bloemen.

Na de rit bezwijkt hij van de inspanning. Ik draag hem weg in mijn armen, hou de pers met hun camera’s op afstand. Ik blijf kalm, ook als hij verder verslapt, ik ken dit scenario nog. Wij lopen traag voorbij zijn supporters en kameraden, zij zwijgen respectvol, kijken een laatste keer naar de kampioen van de moraliteit, met zijn blazoen van fatsoen. Zij nemen afscheid van hun stervende kapitein. Een helse nachtmerrie vangt aan.

Ik leg zijn slappe lichaam in het graf. Ik sta hem bij, ik laat hem stillekes gaan. Ik waak voortaan over zijn groot verhaal, zijn schone naam en zijn nagedachtenis. Fier, met Nathaliefje, altijd klaar voor zijn kleine meisjes.

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *