Zaterdagavond hebben de kinderen van Nathalie mijn wolkenhuisje in Leuven bezocht. We hadden eerst nog samen gegeten in Leest, er stond Mechelse koekoek op het menu, overheerlijk klaargemaakt door mijn geliefde. Ze is ook een geraffineerd talent in de keuken, niet enkel in bed.
Voor Barry en Katoke was het een ware primeur, speciaal voor hen was het privilege weggelegd om mijn totaal gerenoveerde flat te betreden. Zij mochten van mij graag de rest van de familie voorafgaan. Maar bij nader inzien zijn zij ook mijn bijna enige familie, het zijn de prachtige kinderen van het nieuwe gezin waarvan ik steeds inniger deel uitmaak.
Hun mama is de mooie matriarch, zij leidt met grote wijsheid de schone gang van zaken. Ik blijf haar danken voor mijn opname in deze wereld van aandoenlijke goedheid. Ik verloor mijn enig kind, mijn zoon Vinnie, zijn eigen kindjes werden mij vervolgens grotendeels ontnomen, ik zie zijn kleine meisjes in corona-vrije tijden slechts om de maand, momenteel dus helemaal niet. Er staat een starre familie in de weg, ze spannen samen, tegen mij, de opa, de onverlaat.
Daarom, nogmaals, schrijf ik alles op, opdat het genoteerd zou zijn, in het kader van de door mij graag versterkte immanente rechtvaardigheid. Jawel.
Daarom geniet ik ook volop van het bezoek van Barry en Kato, het maakt iets goed, ik krijg plaatsvervangende warmte in de schoot geworpen. Dat is hartstochtelijk schoon, ik ben verstild gelukkig als hun mama hen door mijn wolkenwoning gidst. Het is ook haar occasionele thuis geworden, ons gezamenlijk luchthuisje. Zij zorgde voor de nieuwe aankleding, ze verfde, schilderde, tapisseerde en tekende nieuwe patronen uit, inclusief twee schilderijen, haar eigen sensuele kunst. Hier verblijven wij nu, zoveel mogelijk te samen, wij kijken vredig uit over Leuven, beschut tegen de buitenwereld en zijn binnendringers. De stad ligt gemoedelijk aan onze voeten, wij vertoeven 9-hoog op ons knusse dakterras, er is plaats en ruimte zat, wij hebben de tijd van ons leven. Vlakbij torent de oude Sint-Pieterskliniek, het gebouw gaat langzaam over in totaal verval, het wordt afgebroken. Dit ziekenhuis was ook de laatste rustplaats van Vinnie, ik kan nog bijna zijn kamer zien, ik voel precies zijn vlugge ziel die gelukkig langs vliegt.
Zo zitten Nathalie en ik hier stil te zijn, eerbiedig en in ontzag voor de hemel die boven ons hangt, onze nog fragiele liefde vond veilig onderdak in het aanschijn van de voorbije dood.
Barry en Katoke gaan hier nog komen, zij zullen deze extreem-emotionele beleving begrijpen, ze hebben de eerste passen gezet op het dak van onze nieuwe wereld. Zij zijn altijd welkom, ook bij Vinnie die hier blijft wonen.
Terug naar het prozaïsche heden, op de terugweg van Leuven naar Leest worden wij gecontroleerd door de politie. Een indrukwekkend dispositief is opgesteld ter hoogte van Herent. Wij worden aan de kant gezet, Nathalie moet blazen, een test op alcohol. Zij blaast die agent haast omver, zo mooi vind ik haar. Daarna de corona-check, waar wonen wij, dat willen zij weten, en waarom wij ons verplaatsten, een hoop gedram om niets. Stomme cinema, dom theater, onbeantwoorde vragen. Oké, rij maar door.
Onbegrijpelijk deze tijden waarin de angst de overhand neemt, corona doodt ook de vrijheid en de blijheid. Mensen glijden af, de overheid plaveit de weg, een hellend vlak, dit is het nieuwe rijk van de kleine despoten.
‘s Anderendaags wordt er betoogd tegen racisme en politiegeweld, tienduizend (10.000!) mensen op een hoopje in Brussel. De manifestatie wordt afgesloten met ravages en plunderingen, de politie wordt bekogeld. Hoe besmettelijk zijn deze morele scherpslijpers, deze nieuwe elite van zelfhaters, electoraal verwaarloosbaar, omnipresent in de media, helaas. Dit nieuwsfeit kon ik nog niet kennen toen wij rustig terug bolden naar Leest, wij waren bijna in overtreding genomen, moesten net niet liegen om met ons onooglijke viertal (4!) vredig samen te mogen zijn. Rare wereld toch, corona verziekt vooral de betweterige geesten.
En gisteren weer groot bezoek in de wolkenwoning, van ons moeder nog wel. Wij waren inderdaad ma Maria gaan ophalen in haar thuisbasis te Baalrode. Om klokslag 3 was er afgesproken, zij zat schoon uitgedost klaar, afgeborsteld op haar zondags, handtas naast zich geklemd, de blik stijf paraat voor de trip, alert en nerveus tegelijk, eindelijk weg van het bedreigende corona, de nachtmerrie die haar blijft teisteren, onterecht.
Ons ma was nog nooit in mijn nieuwe huisje geweest, voor haar behoort Leuven tot de pure abstractica. Bij een dakappartement kan zij zich echt niks voorstellen, dan denkt zij aan koterijen die tot hoog in de lucht reiken, wat gesmos om van de grond te geraken, beschaamd voor een laag bestaan. Dus haar angst reed mee onderweg, haar blik bleef leeg.
En toch had zij meteen gesproken met een gebaar, zij had bloemen klaar voor Nathalie, sympathiek, dat wel, ondanks haar onhandigheid bij het overhandigen. Ik veronderstel dat er interventie en instructies van mijn zus waren geweest, ook dochters moeten hun moeders nog opvoeden.
Bij aankomst in het luchthuis viel ons ma haar mond toch open, jawel, van kleine bewondering. Ze vond het schoon en proper, proficiat Nathalie hoorde ik haar denken, de woorden kwamen strompelend achterop. Haar benen daarentegen die bewogen fit en flink, met haar 91 wipte zij haast nog de trappen op. En haar ogen legden alles vast in snelle filmpjes, dat is ma Maria ten voeten uit, zij spreekt niet maar zij registreert. In hoeverre haar gevoel daarbij aanwezig is kan niemand weten, ik mag hierover oordelen, ik ben immers haar levenslange zoon. Dat heb ik geweten.
En dan zaten wij samen op ons 9-hoge stadsterras, met dat unieke uitzicht, dat magistrale panorama. Leuven lachte stil en aandachtig, mama Maria zweeg in alle talen, dronk haar koffie en knabbelde aan haar chocolaatje. Ik zag wel dat zij Nathalie zag zitten, zij beaamde kort maar gewillig elke aanzet tot gesprek. Haar ogen dwaalden af, zij verkende de omgeving, inclusief haar uitgeweken zoon, een kleinstedelijke ridder, met dank aan het ministerie van onnozelheden. En toch, ik was plots groot geworden, ondanks mijn troebele moeder, liefdevol bemoederd door een andere vrouw, hier warm aanwezig. Ma Maria gaf dat ook toe, in alle stilte.
Maar ons ma liet uiteraard niet na nog een klapje uit te delen. Toen ik haar wees op het nabije Sint-Pietersziekenhuis, in volle afbraak, waar Vinnie zijn laatste dagen had doorgebracht, op palliatieve, toen pareerde zij met: daar is hij toch nog goed geweest…
Ik was even sprakeloos, bij zoveel emotioneel onbegrip, een onbegrijpelijk groteske uitlating. Dit was van een zinderende onverschilligheid, want zij had Vinnie zelfs niet meer bezocht tijdens zijn palliatieve fase, misschien niet gedurfd. Maar zwijg dan alsjeblief domme moeder, trap alsjeblief niet op mijn hart, niet de zoveelste keer in dit lange meedogenloze leven dat je me aandoet.
Oké, ik tracht ook dit weer te vergeten, deze korte striemende harteloosheid. Maar vergeven, nee toch, liever fier en principieel dan zomaar gemakkelijk laf. Nathalie gaf haar nog een warme kus, mooi was dat, maar of ze die echt verdiende, dat weet ik niet. Bij mij blijven er de krassen op mijn binnenkant, altijd weer de klauwen van een vrouw die zich mijn moeder noemt, maar pijnlijk te kort schiet, ze faalt, ze wordt niks wijzer. Zo zal ze doodgaan, ze zal vertrekken om bij onze pa te zijn, haar versie van het verhaal. Maar of ze Vinnie gaat tegenkomen, daar heb ik het raden naar. Ze spreekt er ook niet over, op welke plek woont Vinnie eigenlijk bij haar?
In onze wolkenwoning is er altijd plaats voor hem, soms voor ons ma.