Vervaarlijk klapwiekend komt het waggelend gevaarte op mij afgedobberd in het gore consultatielokaal, een bedompt hok zonder ramen en helaas ook zonder nooduitgang. Het spookachtig vermomde personage is gehuld in een gifgroene capuchon, reikend van de grond tot aan de plek waar zich een hoofd zou moeten bevinden. Op dat afstotelijke kopstelsel zit een wit-grauwe nethelm, gedrapeerd als een camouflagebescherming en met agressieve uitsteeksels die me aan mini-geweertjes doen denken. Het blijken de technologische verlengstukken van ogen te zijn. Dan neem ik een gekraak waar, het wezen spreekt een binnensmondse code-taal, daarbij harkend met haar handen, het lijken klauwen. Kan dit een biologische vrouw zijn?
Ik heb me in dit enge hol met overal dreigende foltertuigen begeven op doorverwijzing van mijn tandarts. Er stelde zich blijkbaar een probleem in mijn tandenmond, dat enkel door een parodontoloog kon opgelost worden. Ik kende zulk slag van mensen niet. Het exemplaar in wiens machtsgreep ik me hier bevond leek me alleszins lichtjes monsterlijk. Niks aan dat wezen was menselijk, laat staan vrouwelijk, ze had zich verkleed als spook en ze sprak oorloogstaal in haar parodontologische monologen. Haar totale immuunkostuum was gepikt van een astronaut uit de beginjaren van de ruimtevaart en haar eventuele vrouwelijkheid had ze achtergelaten op haar thuisfront (dat hoop ik althans voor de mogelijke man naast haar).
De ontvangst is zakelijk en streng: ik poets verkeerd en borstel slecht, het naspoelen laat te wensen over en de tijd die ik aan mijn gebit besteed is te weinig. Ik ben gebuisd, ze geeft me vier op tien. Daar gaat mijn blitse imago van haast hagelwitte tandenman. In één minuut fnuikt ze mijn fiere ego van de jongen met de propere mond en de stralende glimlach van de gelukkige gast die de lotto heeft gewonnen (héb ik ook, sinds mijn huwelijk). Maar het akelig mompelend monstertje gaat gevaarlijk ten aanval over. Ze kotert met haar wapens tussen mijn kiezen en schiet links en rechts een injectie naar binnen om mij tijdelijk te verlammen.
Weerloos van schrik zit ik vast in de grof gehandschoende pootjes van deze tandenspookdokter.
Ik onderga tijdens verloop van weken achtereenvolgend een preventieve ‘dieptereiniging’, een korte (helse) tandentrekkerij en een dieptereiniging achteraf, afgewisseld met diverse evaluaties tussendoor. Einddoel is een implantaat. Het dubbele reinigen kuist ook flink mijn portemonnee: twee keer net geen 200 euro, terugbetaling van het ziekenfonds: nihil & nul.
Een exclusieve specialisatie bij de monsteraarster van mijn intieme binnenmond is de check & follow up. Ze kan er niet genoeg van krijgen, elke holte moet verkend, bewerkt en grondig uitgekoterd worden. Ze keert om de zoveel tijd gans dat tere tandenzaakje binnenste buiten. Om het quasi pijnloos te laten geschieden ziet ze niet op een spuitje min of meer, maar ik ervaar het wel alsof ze met pijl en boog mijn weke tandvlees doorboort. Ik lig verlamd van stress in haar folterkabinet, uitgeteld en platgespoten op die wankele bank, waar mijn kop een halve meter (machteloos) lager hangt dan mijn kont. Terwijl zij – volgens mijn belevingservaring – klopt en krast met haar hamer en beitel, én doordringt tot mijn allerdiepste schrikgedachten met een ratelende zaagdrilboor.
Hoe ik ook slik en net niet snik van de psychologische horrorpijn – soms bijna stik van ademnood – nooit is zij tevreden. De staat van mijn mond vol tanden staat haar niet aan. Als ik lamgeslagen opsta – met verhakkeld bakkes – van de met spatjes bloed bekladde stoel, vangt zij meteen haar kijf- en scheldtirade aan. Zij gaat tekeer als een extreem dominant bdsm-wijf. Zo stel ik me dat voor: in de kelders en kerkers van sadomasochisten worden mannen vastgebonden en mishandeld door madammen met een arsenaal aan klemmen en zweepjes. Als ze merkt dat ik onder de indruk ben (van zoveel onmenselijkheid), zegt ze: jawel, ik heb er hier al veel doen bleiten, ook niet onterecht, het is voor de goede gezondheid van hun gebit.
Onverbiddelijk toch, een letterlijk citaat.
De laatste keer ben ik wel in het verweer gegaan, ik wou de zaak wat versnellen, zeker het prijskaartje verminderen. Toen keek ze verbaasd op, wat bedoelde ik eigenlijk? Wel, ik was benieuwd naar de datum van dat implantaat. Haar repliek: welk implantaat?
Euh, probeerde ik… Maar jongen toch, klonk het, dat was helemaal niet aan de orde, met zo’n verminkte mond, daar was geen beginnen aan, in het beste geval ergens volgend jaar. Pardon madam?!? Waarom kwam ik dan al die tijd naar die folterpraktijk?
Dit was niet gespeeld, hier sprak geen actrice, dit kwam regelrecht uit dat vrank gezicht vanachter die groteske camouflage met dat giga-masker en die uitpuilend aangelengde torpedo-ogen. Dit was een wezen dat zelfs voor geen gram een dame was, laat staan een greintje vrouwelijkheid bezat of een tikkeltje menselijke charme of mildheid (bijvoorbeeld) vertoonde.
Dit was een wild en wreed wapperend kleed gevuld met brutaal verpakt vlees zonder bloed.
Een blind wandelende en gevoelloos handelende androïde met ruwe spraakbesturing.
Toen ik gehavend thuiskwam deed ik onthutst mijn verhaal aan Nathalie. In minder dan geen tijd regelde ze voor mij een afspraak bij de concurrentie. Dat zat meteen goed, de nieuwe paradontoloog bleek – volgens het prentje op de website – een vrouw met glimlach en diepgang. Ze poseerde opvallend met een bevallig schap vooraan, dat boezemde me het nodige vertrouwen in.
Zeker na de nare ervaringen met die knarsende plank vol krabbende nagels en met norse knoken (in plaats van borsten).
Mijn geliefde zal mee gaan, om het woord te voeren en mij uit te kleden als het moet. Want je weet maar nooit, mannen zijn soms prooien volgens de trendy gendercultuur. Een geluk of een malheur, maar aan mijn lijf geen hermafrodieten-wijf (zonder tact noch tieten) meer. Ik bijt er mijn tanden op stuk. Een vicieuze cirkel.