Op een late zondagnamiddag begin jaren ’70 zat ik te studeren op mijn kamertje in ons ouderlijk huis te Baalrode.
Omdat elke afleiding welkom was, keek ik om de haverklap uit het raam. Na een tijdje viel het me op dat een – van de drank – wankele buurman, Milleke mankeliek, steeds maar bleef voorbijkomen. Gedurende meer dan een half uur ging hij door met heen en weer drentelen voor de gevel van onze woning. Hij probeerde daarbij schuw naar binnen te kijken. Dat beviel me niks, want ik verwachtte de zusjes Agnes en Arlette, om me te verstrooien met of zonder hun mini-rokjes, desnoods te verleiden, geen enkel bezwaar. Ik was alleen thuis, tijd en ruimte zat om wat te rollebollen, nuttige endorfines opdoen voor de studies. Een zwoele truc.
Agnes noch Arlette zijn opgedaagd, pa en ma plots wel. Stop fantasie! Ik zag echter hoe Milleke mijn ouders aanklampte en hoe mijn vader bezorgd naar mijn kamer opkeek. Ik voelde onraad, welke zonde had ik nu weer bedreven? Ik had slechts in gedachten onkuisheid betracht. Onze pa riep wat onzeker mijn naam, precies of hij een beetje de bibber in zijn stem had, hij wou weten of ik thuis was. Alhoewel ik het zaakje niet betrouwde, besloot ik toch maar om open kaart te spelen. Ik stak moedig mijn hoofd uit het raam en salueerde met een handgroet. Ik zag drie stralende gezichten, zowel van mijn ouders als van buurman Milleke. Ik kreeg bijna applaus, het was lang geleden dat ik thuis nog zo populair was geweest. Wat bleek achteraf? Ze waren alle drie supergelukkig dat ik nog leefde. Daarvoor had ik niets moeten doen, gewoon een misverstand ondergaan.
Milleke was van zijn stamcafé in het naburige Kesbeek gekomen. Daar hield hij al jaren aan met Mariette, de vrouw van uitbater Maurice van Miskom. Als Milleke tien bierdopkes voor zich op de toog had liggen, dan vertrok hij terug op zijn velo naar Baalrode, dan was zijn zware bierbuik bijgetankt. Mariette (Tettemie voor de intimi) liet hem de helft betalen, de andere helft moest hij verdienen door haar stiekem lief te kozen, bijvoorbeeld door op sluitingsdag gratis terug te komen om wat bij te vogelen, terwijl Maurice zich een ganse dag bezighield met zijn eigen hobby: hij ging dan vissen. Dat waren allemaal proper mensen, die afspraak werkte vlekkeloos. Niemand stoorde zich daaraan, behalve de pastoor, want die moest het stellen met zijn meid Juliette en haar kleiner tetten. Jawel, jaloezie kan soms in de omvang van een boezem zitten.
Maar op de terugweg naar het nabije Baalrode was Milleke voorbij een verschrikkelijk accident gefietst. Hij had de brokstukken gezien van een kleine wagen die op een lijnbus was geknald, alles verhakkeld tot schroot. De aanwezige gendarmes hadden de slachtoffers nog niet kunnen identificeren, de lichamen bevonden zich onherkenbaar toegetakeld en zelfs uiteengereten in de verwrongen onderdelen van de auto, overal bloed en ledematen.
Een hels tafereel, maar toch meende (zat) Milleke iemand te herkennen aan de haarkleur.
Hij ontwaarde restanten van een jongen die precies de rossekop was van zijn buren in Baalrode. Dat was ik dus.
Zo kwam het dat Milleke bij ons was komen rondneuzen, doodsbang om de slechte boodschap bevestigd te zien. Ook met dronken twijfels of hij de kwade tijding zelf moest komen melden. Een groteske vergissing uiteindelijk. Maar niettemin was er een rosharige uit de regio verongelukt. Samen met mijn vader besloot Milleke dat het dan rooie Jos van hete Anna kon geweest zijn. Een bange speculatie, maar Jos was wel een beruchte baankamikaze, in het dorp stond hij hoog genoteerd op de lijst van de aankomende lijken in het verkeer. Niet vergeten, het waren de jaren ’70, de straatwagenoorlog was aan de volle gang. Terwijl zij voor ons huis de kansen van rooie Jos nog stonden af te wegen, werden zij bijna overhoop gereden door een blitse wagen die gierend de bocht om kwam. Dat was niemand minder dan… rooie Jos, springlevend en nog steeds blind in het verkeer. Onze pa en Milleke lieten een geruste zucht. De dode rossenkop was dus niet van Baalrode, want wij waren slechts met ons tweeën getooid in die afwijkende couleur locale. Ik kon gelukkig getuigen dat ik nog leefde, speedy Jos eveneens, nog even toch.
Nu even de reële feiten. Drie jonge gasten waren op zondagnamiddag een eindje gaan rijden.
De rit ging van dancing naar discotheek en van kermis naar danstenten in de wijde omgeving.
Het was een knap en trendy trio, razend populair bij de meisjes, meestal ook aanbeden door hun mama’s. Ze droegen strakke truitjes en modieuze broeken met olifantenpijpen, schoenen met hoge hakken, hun haar hing los en lang, ze lachten van genot. Want de liefde en de erotiek lagen overal klaar om op te pikken, ze konden kiezen en overeenkomen onder mekaar wie als eerste mocht en daarna de volgende die kon proberen, het leven was een feest met gratis aangeboden seks. Ze waren uniek en excentriek in hun gezamenlijke verschijning: een zwartharige adonis, een wonderschone wittenkop en een rosse chippendale. Drie tiener-casanova’s – verblind door gulzige levenszin en met een overdosis aan libido – ze knalden niet te satureren door het Hageland en tegelijk frontaal tegen een… lijnbus. Einde van de laatste uitstap in hun jeugdig bestaan. Enkel hun kleur van haar restte er nog voor de vaststellingen door de rijkswacht. Hun lichamen waren in mekaar opgegaan, verstrengeld als eeuwige kameraden, samen opgelijkt. Meisjes en mama’s krijsten, ze rouwden in drievoud.