Mijn artikel Mokerslagopstap van vorige week heeft het nodige opzien gebaard, de zware verkeersongevallen waardoor onze wegen werden geteisterd in de jaren ’70 hebben bij velen onder ons pijnlijke littekens nagelaten. Ik behandelde in mijn stukje slechts één frappant en dramatisch geval. Maar de slachtoffers vielen toen bij bosjes, de wegen waren meedogenloze slagvelden die jonge mensen wekelijks richting kerkhof zonden. Baalrode en Becquevoort deden als tragische tegenspelers helaas hun dodelijke best, jongeren uit beide dorpen waren oververtegenwoordigd in de sterfstatistieken.
Een korte terugblik. Becquevoort kermis halverwege de seventies, een zondagavond tijdens het eerste weekend van september. Christiane W uit Baalrode wordt thuis opgehaald door haar Becquevoortse vriend Valère DC om naar de foor te gaan. Haar broer Jan mag ook mee, de drie jongelingen zijn net geen 20 jaar. Bedoeling is dat Valère hen ook terug naar huis zal brengen. Mama Irma en papa Paul zijn er gerust in. Ik ken Valère als maatje bij het voetbal in Becquevoort. Hij is een zeer introverte gast die plots kan ontploffen, alleszins tijdens de match. Na een ganse wedstrijd onzichtbaar te zijn geweest kan hij uithalen met een loeihard schot en grandioos scoren. Op Valère heeft niemand vat – een ongeleid projectiel – hij draagt het beste in zich, maar ook het meest onvoorspelbare. Duidelijk is dat hij worstelt met het leven, zijn lichaamstaal staat voor: constante hoogspanning. Op zijn 19de krijgt hij een blits wagentje, dat blijkbaar niet dient om gezapig mee te rijden maar om te racen, om razend door de straten te sjezen.
Ik zag het meer dan één keer.
Die zondagavond wordt late nacht, een bezorgde mama Irma hoort Jan en Christiane niet thuiskomen en stapt in haar auto, richting Becquevoort. Op de grens tussen de twee dorpen ziet ze de zware ravage van een accident, politie en ziekenwagens zijn ter plaatse. Ze rijdt door richting kermis, vindt haar kinderen niet en keert vol schrik terug. Inderdaad, zowel Jan en Christiane als Valère zijn betrokken bij het ongeval, ze zijn alle drie… verongelukt, hun verminkte lichamen zitten nog verwrongen klem in het wrak. Irma wordt afgevoerd, nog vóór de slachtoffers. Later blijkt dat Valère aan een hallucinante snelheid een haakse bocht had willen nemen. Het ging zwaar slippend richting overkant, pal tegen een staalharde muur, het beton betekende hun plotse dood.
Er heerste totale verslagenheid in Baalrode, Becquevoort rouwde mee om wat niemand uit schroom een directe dader wilde noemen. Woorden werden gewikt en gewogen. Valère sneuvelde stuurloos in zijn laatste stuiptrekking, Christiane en Jan werden meegesleurd in een verpletterend einde. Het volgend weekend werden ze begraven, ik droeg nog mee de kist van maatje Jan.
Ik ging ook naar de lijkdienst van Valère. Daar zag ik een half mirakel: papa Paul en zijn bejaarde vader waren er aanwezig, ze brachten een discrete groet aan de bestuurder van de auto die hun kinderen uit het leven had gereden. Paul heeft nadien niet meer kunnen werken, hij maakte zich wel – met verbeten inzet – nuttig in het verenigingsleven. Irma leefde verder achter gesloten gordijnen, ze verborg haar smart en pijn. Gans ons dorp was geteisterd.
Tien huizen verder woonde de familie P, met twee jonge zonen, Beire en Johnny. Het waren gezonde pubers, volkse tieners die van mechaniek en techniek hielden, van auto’s en brommers. Beire was weliswaar wat roekeloos met zijn hobby, als 18-jarige scheerde hij reeds met een gammele 2de handswagen als een ware koerspiloot door de straten. Wij schrikten bij elke passage van Beire op en dachten: wanneer volgt de fatale klap? Die kwam er dus, op een kruispunt in de buurt, frontaal en terminaal. Beire was op slag dood. En toch, wat bleek? Hij was zelf voor één keer niet in de fout gegaan, een tegenligger was als spookrijder op hem ingereden.
Beire, die een voorspelbare wegdode was – tengevolge van zijn kicken op risico’s – was onverhoeds gepakt door iemand die nog rapper en woester in de wagenwoede was.
Een paar jaar later reed Johnny voor een tripje uit met zijn brommer, daarbij op een rustige baan wat pirouettes makend, kunstjes zonder handen aan het stuur en bruusk afremmen na opgedreven snelheid. Johnny werd in de flank gepakt door iemand die zijn voorrang van rechts nam. Het kleine broertje van Beire volgde dezelfde weg, naar het kerkhof.
In onze straat woonde eveneens een uit Limburg ingeweken familie, met hun zonen Lieven en Dirk. Deze laatste werd een goeie maat van mij, vooral op café vonden en verstonden wij mekaar. Dirk dronk geen bier, neen, hij zwolg het. Zeker toen het malheur met Lieven voorviel werd hij een alkoholieker van 20. Zijn oudere broer miste, met zijn splinternieuwe autootje, een flauwe bocht op weg naar school. Hij stierf ter plekke. Dirk dronk zich dus nog meer te pletter, gierde door het leven, ook op vier wielen, en strandde met zijn eerste wagen in een ondiepe gracht, morsdood. Dat was zelfmoord, zeiden de kameraden, dat kan zijn, het was alleszins het einde van een niet weg te drinken pijn. Dirk geniet nu sinds jaren – zalig en onbewust – van de roes die de laatste rust in een graf kan bieden. (Het is een gewaagde mop, maar ik schrijf ze op omdat grollende Dirk ze zelf had kunnen bedenken).
Zes jeugdige doden, waarvan drie keer twee per gezin, gemiddelde leeftijd nog geen 20 jaar, uit één straat, in dat onooglijke Baalrode, allen omgekomen in het verkeer. Het viel voor in diezelfde periode, tijdens dat moordende decennium van de seventies. Nummer zeven was de rusteloze jongen uit het naburige Becquevoort, het dorp waarvan ik een analoge sterfbalans kan opmaken. De straatwagenoorlog raasde door het Hageland.
Mijn eerste lectuur van jouw scriptuur is een feit. Het thema ligt me heel nauw aan het hart. Zelf ben ik nog niemand verloren, om me heen zag ik het al te vaak, zelfs nog in dit minder moordend decennium. Meestal is de “zwakke weggebruiker” het slachtoffer en hoor ik bij de “sterke” nog te vaak een verlangen naar het vrije cruisen, waar onze overvolle maatschappij helaas geen ruimte meer voor laat.
Dank voor je relevante bijdrage, Dieter!