Je lichaam is een landschap – dat komt opgedoken – uit een zee

van begeerte

Je wordt op het strand gesmeten – als een wulpse duin die rolt

en kronkelt in zijn schuim

Ik ben een weerloze man op wandel – ik word aangeprikt

door je huid van zweet en korrels

Ik slik nog dagenlang je gulzig zand – ik worstel met je vinnen

tot ik benen vind en hoger nog een mond die opengaat

en wijder wordt dan water – dieper wijkt en opstoot

naar het eb en tij van lenden die de wind weerstaan

mijn lijf verslaan in golven

van genot

Een boot vergaat

Wij zinken weg in stilte – grandioos verlokt de bodem

ons met rozen – lachend op het graf

van praal en pracht

der oceanen

Deze dood is te verbaasd

om zich te haasten