Er valt een stilte
zo zwaar als een traan

Maar je weent net niet
tenzij inwendig

Een droge snik
vertelt me iets

En verder niets
wat ik niet wist

Dit is onrustig
een soort augustus

We oogsten ons zaad
het koren van verraad

September klopt aan
voortijdig met het eind

Van zomer en dromen
van bomen vol rottigheid

Een zon die dooft en hoop
die ons niet meer gelooft

Ik hou je vast en los je
laat mij verlaat me niet

Ik sla de dood recht
in zijn gezicht: je ogen

Breken open smeken
blijf als een lijk en kijk

Beleef mij en vergeef mij
deze liefde dit verdriet

Dat niemand ziet (waar-
om niet godverdomme?)

Ons prematuur graf zingt
zijn lied voor geen publiek

Wij bezwijken hier en nu
aan kanker van de ziel

Die ons aanstak en brak
in de traan van dit bestaan