Vorige week zondag was het vaderdag, voorbije woensdag was het de 8ste verjaardag van mijn kleindochtertje Lillie-Roos.
Twee keer een flinke reden om stevig te vieren. Hebben we niet gedaan. Ik kreeg weliswaar attente vaderwensen van mijn twee stiefkinderen, die liefkinderen zijn. Nathaliefje droeg haar vrolijk steentje bij, op haar eentje trad zij in het voetspoor van mijn zoon, die verhinderd was wegens te vroeg overleden. Naar het feestje van mijn oudste kleinkindje konden we niet gaan, Lillie-Roos had dat wel gewild, haar zusje Elle-Marte (6) niet minder, maar de kindjes zijn nog niet bij machte om ons te inviteren. Dat moeten ze aan het ouderlijk gezag overlaten, daar maakt hun papa al bijna 5 jaar geen deel meer van uit. Ik ben een vader en een grootvader die vanop afstand – de bodem van mijn hart – alternatieve vieringen verzint en samen met mijn geliefde voor de nodige swing & rock in ons leven zorgt, of tijdens een slow een traantje laat meedansen, wang tegen wang, dwarrelend warm.
Het kan misschien lijken of ik de filosofie van het absurde leven belijd. Ik beschik over genoeg ingrediënten om depressief en intriest te zijn, maar ik zet dat uitgebreide menu aan de kant en geef me over aan de honger van de liefde. Ik ben vanuit de diepten van mijn menszijn een gelukkig man. Ik heb de top bereikt, mijn leven is nu al perfect geslaagd. Ik heb mijn strijd gestreden om het allerhoogste te behalen, dat is de grote liefde. Ik heb de dood niet opzij geschoven, maar een plaats gegeven tussen ons beiden, Vincent heeft een nieuwe thuis gekregen. Voor zijn twee kleine meisjes – zoals hij ze liefkozend noemde – wordt een koester-plaatsje gereserveerd, dat is voor later, als we desnoods 100 jaar zijn of meer. Dat komt goed.
Ik word op een jonge manier stokoud, om samen met mijn vrouw voor te lezen en te vertellen uit het grote boek van vader & zoon, over onze huiselijke moraal, hier en nu nog toegepast – zoals we dat vroeger ook koesterden – opvoeding noemen we dat.
De Mythe van Sisyphus is een filosofisch werkje over de absurditeit. De auteur is de jong gestorven Albert Camus (1913-1960), Nobelprijswinnaar Literatuur in 1957. De schrijver zet de mens neer als zoekende naar de zin van het bestaan in een onverschillig universum. Volgens de mythe uit de oudheid hadden de goden Sisyphus veroordeeld tot het eindeloos omhoogduwen van een rotsblok tegen een steile berg, waarna de steen zeer voorspelbaar terug naar beneden rolde, een zinloze poging. Zo zit het leven dus in mekaar, wil Camus zeggen, ogenschijnlijk absurd. Hij brengt echter een fundamentele correctie aan: dé zin bevindt zich in het opzet, het blijven proberen, het niet opgeven, de ultieme zinvolle motivering willen vinden in de herhaalde, niet aflatende poging. De top blijft wel onbereikbaar, maar de grootse schoonheid van de nietige mens ligt verscholen in zijn volharding.
Ik bewonder de levens-optimistische stelling van Albert Camus, maar ik distantieer me van zijn finale redenering – daarom zal ik nooit de Nobelprijs der Letteren winnen, soit, grapje – ik heb een afwijkend gedacht: die top is wél bereikbaar. Ik kan het weten, want ik zit er helemaal bovenop, en voorlopig val ik niet. Iemand houdt me teder en stevig vast, het is bovendien wederkerig. Ik weet dat dit een tijdelijke verovering is, zoals het leven zelf zal beëindigd worden, maar mijn rotsblok – ik torste de dood in een paar varianten – is boven geraakt en op het hoogste platform van de liefde geparkeerd.
Mijn leven is nu al geslaagd, ook als ik straks terug naar beneden donder, ik ben er tenminste geweest. Ik kan het iedereen aanbevelen, klim traag maar vastberaden. Je kán er geraken.
Nog een laatste woord, een niet zo sexy slotakkoord, als ongewilde zedenpreker. Mijn recente stukken gaven aanleiding tot zure oprispingen van mensen die zich aangevallen voelden. Ze fulmineerden en vloekten, langs de privé-paraplu van FB-messenger. Ik kan ze, als antwoord, enkel deze column aanbevelen… Beste gewezen en/of vermeende vrienden, duw wat harder aan de steen die uw leven blokkeert. Ruim eerst uw puin op, zuiver de baan omhoog, schuif wat burgerlijke obstakels en (a)sociale rommel aan de kant (die zich verschuilen in de donkere krochten van uw verzonnen ego).
Ik heb het ook moeten leren, de weg liep langs dof verdriet, over de modderpaden van de dood. Die route wens ik niemand toe.
Ik pen het wel voor u neer. Goedbedoelde lering.