Bij de capitulatie van nazi-Duitsland inmei 1945 boden de naaste mede-criminelen van Hitler zich aan bij de krijgsstaf van de geallieerden. We kennen de namen van deze misdadigers, hun aanvoerders waren onder andere Jodl en Keitel, ze behoorden tot de weinigen die de moed hadden om geen zelfmoord te plegen. Het waren ijdele heerschappen die met totaal misplaatste trots dachten aan de onderhandelingstafel plaats te mogen nemen. Als dappere partners. Ze voelden zich blijkbaar in goed gezelschap, als hogere officieren onder gelijken. Ze kwamen fier binnen, klakten met de hielen, salueerden naar de eretafel waar hun rechters zaten. Zij dachten dat het hun gelijkwaardige gesprekspartners waren.
Ze brachten net niet hun misselijke Hitlergroet. Ze vergisten zich, voor een laatste keer in hun versneld aflopende leven. Ze werden onthaald op een ijselijk misprijzen. Niemand groette hen terug, tenzij met beheerste woede in de blik, met ziedende veroordeling in de Britse en Amerikaanse ogen. Het waren intellectuele moordenaars, ontaarde militairen, soldaten van het laagste allooi, meedogenloze massaslachters. Ze werden enkel ontvangen om berecht te worden, een uitsluitend formele voorbereiding, het was de korte en rechte lijn naar hun proces. De ontknoping was nabij, ze werden allen ter dood veroordeeld, zonder wederwoord opgeknoopt.
Het was de harde gang van de geschiedenis, de nazi’s hadden elke ethiek en moraal aan de kant gezet, het Joodse volk voor één derde vermoord.
Ze vonden hun zuiver Arische wetten uit, vervuld van elitair eigenbelang. Vrijheid en gelijkheid, de schone beginselen van de Verlichting, ervaarden zij als een zwaktebod, zij kozen bewust voor onderdrukking. Zij voelden zich een superieur volk, het summum van een uitverkoren ras.
Onze beschaving faalde destijds op dramatische wijze, de buitenwereld keek lijdzaam toe, liet hen apathisch begaan, pijnlijk lang. De Germaanse cultuurbarbaren hadden bijna voor decennia hun dictatuur geïnstalleerd.
Zo lopen de zaken soms in de geschiedenis, meestal collectief, maar ook individueel. Ik kan er van meespreken, maar ik bied weliswaar weerstand.
Mijn schoondochter Vé blijft haar duivels ontbinden tegen mij, haar despotisme bereikt ziekelijke contouren, het raakt aan psychopathie.
Haar gedrag is destructief en dictatoriaal, zij hanteert het meest extreme model van onderdrukking. Mijn vrijheid om Roosje en Martje, mijn lieve kleinkindjes, te zien is nihil. Ik ben tot over alle denkbare grenzen heen een totaal ongelijke partij voor haar. Zij klopt en zij schopt, elke afspraak wordt geschonden, ieder woord verbroken. Zij raast als een krankzinnige.
Om de meisjes 5 (vijf!) minuutjes per maand in de vage vlucht te zien op een minuscuul schermpje van de Gsm moeten wij, Nathalie en ik, bergen voorbereiding verzetten. Maar Vé is meedogenloos en ontoegankelijk, zij werpt barrières op, zij gaat hels en krols te keer, als een moderne heks. Akelig en lelijk.
Zij bedenkt de onmogelijkste scenario’s om het maandelijkse praatje te beletten. Wie wil die vrouw, een ontaarde weduwe, nog tegenhouden?
Mijn zoon had zoveel beter verdiend. Had zijn ziekte hiermee te maken?
Nathalie behartigt al een tijdje mijn belangen ter zake, zij mailt en belt en sms’t met betrokkene, dikwijls tevergeefs. Vé eist telkens als een wilde bezetene haar prooi, mijn kwetsbare persoon. Zij wil de Jood van de familie vermoorden, zij geniet van mijn limieten, die bereikt zijn.
Zij tiert en schreeuwt, de menselijkheid voorbij. Die vrouw is duidelijk gestoord, misschien een gevaar voor haar kinderen, maar de brede omgeving zwijgt. Alle soorten familie, de school en de buurt, haar werkomgeving, kennissen en mogelijke vrienden, iedereen kan instant getuige zijn van haar gekte. Maar niemand luistert, zeker niet naar mij.
Hier vindt in zijn essentie plaats waar de Holocaust voor stond: iemand poogt gepland te doden, uit onmiskenbare wrok of rabiate haat, onder de onverschillige ogen van een entourage. Mensen kijken zomaar weg.
Ooit zullen mijn kansen keren, omdat Nathalie zal blijven ageren en ik zal doorgaan met schrijven. Mijn Testament van Taal wordt een periodiek verhaal. Dan zullen de maskers vallen, de grote schaamte vindt plaats.
Ik zie dan een hippe verzoener opdoemen, misschien een woordvoeder van de familie AB, om de zaken in der minne te regelen. Zoals dat gaat in deze woke tijden, de postmoderne samenleving, met professionele moderators en psychologische interpretaties.
Mijn antwoord ligt kant en klaar, het is de boodschap die ik hen nu al gun.
Het zal te laat zijn voor consideratie en bemiddeling. Ik verklaar hier dat ik niet zal praten met de clan AB. Ik blijf standvastig de Jood die niet met de crypto-nazi’s onderhandelt. Men wou mij dood, direct na het overlijden van Vinnie. Ik leef nog, dankzij de liefde van Nathalie. Vé en de clan AB stonden als familie van Vinnie aan de verkeerde kant van de geschiedenis.
Eens moeten de morele papieren bindend en definitief op tafel worden gelegd. Ik wil uiteindelijk geen gelijke partij meer zijn, hier gebeurde een onvergeeflijke inbreuk op het ethisch equivalent. Zie het verhaal van de Nazi-bonzen in 1945.
Ze waren als medemensen uitgerangeerd, als barbaren opgebrand, de sociale gelijkheid achterhaald.
Ik wil tenslotte gerechtigheid, een veroordeling ten gronde, geen strop maar een maatschappelijke straf voor dat kwaad. En graag eerherstel voor mij. Ik ga ook geen vergeving schenken, ik kan zeker niks vergeten. Hier was jarenlang sprake van misdadigheid, de wetten van de beschaving werden geschonden. Mijn zoon ging ongenadig dood, daarna poogde men zijn vader te vermoorden. De dader is bekend, het was die dolle dame. Zoveel dwaze mensen én een drieste maatschappij lieten dit begaan.
In de kern is dit nazisme. Madam Gestapo. Een geschift en giftig schepsel.