De Vlaamsgezinde opiniewebsite Doorbraak voert de laatste weken graag een academische bolleboos op. Het is een frisse ouwe jongere, met slimme pretoogjes, blozende kaken en een briljant verstand.
Ik ken de geniale man al jaren, wij hebben nog gevoetbald tegen mekaar. Ik speelde bij het kleine Baalrode, hij bij het grotere Kortenaken. Hij was een uitblinker, een excellente spelverdeler, ik een middenmoter. Ik zie hem nog kromme hakjes maken, crochets volgens het correcte jargon, dribbelend met zijn linkse kattenpoot. Ik kon hem uit onvermogen enkel tacklen, kantje boordje overtreding. Hij was te snel en te behendig, zeker voor mijn beperkingen. Hij passeerde vlotjes elke modale tegenstander.
Ik had hem voordien al op het college in Diest gekend, hij was vier jaar ouder dan ik en tien keer slimmer. Zijn broer zat in mijn klas, een sobere jongen, zoals ook de overige broers, allen potige molenaarszonen. Ik heb het over het geslacht Alen uit Assent, de mannen van de ‘mulder’ zeiden ze in de streek. De pienterste en de sportiefste van allen was Andréke, hij werd later geen profvoetballer maar baron. Tot aan zijn emeritaat glorieerde hij als buitengewoon hoogleraar staatsrecht. Tussendoor speelde hij meesterlijk rechter bij het Grondwettelijk Hof.
Tijdens mijn periode bij het Veiligheidsdetachement op het Koninklijk Paleis ben ik André Alen meermaals op het lijf gelopen. Hij kende mij niet meer, of hij ontweek mij behendig. Terecht, ik was de man die hem soms zwaar had neergelegd op het voetbalveld. Hij keerde mij de rug toe en wendde zich veilig tot de Koning. Later ging hij langs bij een prins, hij gaf bijles. Hij werd niet teruggefloten aan het Hof, hij scoorde er aan één stuk door. Tijdens de mini-koningskwestie in 1990 depanneerde hij het geweten van Boudewijn, hij vond de ‘tijdelijke ongeschiktheid uit’.
Dat was een magistrale voorzet, de Koning kwam onder de abortuswet uit, Wilfried Martens kopte de bal handig in doel. De politiek won de competitie, het Hof ontkwam aan de smet. Het brein van André Alen dirigeerde tijdelijk het nationale orkest. De pers stond effe buitenspel, hoonde de Koning weg.
Ik stond er bij, achter de schermen, en keek er bescheiden naar. Ik liet Andréke passeren, hij bestreek het ganse veld, hij leidde de wedstrijd. De democratie werd magistraal gered, ondanks het fluitconcert van de losgeslagen media die de massa opzweepten. Professor Alen was de opperechter die het pleit beslechtte, onzichtbaar voor de tegenstanders.
Bijna even onzichtbaar was het levenslange litteken van André baron Alen, opgelopen in zijn jonge jaren. Ik kan het weten, zijn broertje deed mij het droeve relaas. Molenaarszonen moeten soms de handen uit de mouwen steken. Dat kan ook gevaarlijk zijn. Er wordt dagelijks geklapwiekt en een slag van de molen is vlug uitgedeeld. Zo had kleine André eens hard prijs. Het kostte hem een stuk vinger. Ik heb het zelf nog gezien, tijdens het sjotten, ik vond het impressionant. Een superbegaafde speler, met een gouden linkervoet, slim als geen ander, en dan een vingerkootje missen. Straf.
Het klinkt onnozel, maar mij imponeerde dat, die man was indrukwekkend onaf. En toch overklaste hij ons, op ieder terrein, hij begon als begenadigd voetballer en werd daarna een eminent jurist, volledig buiten categorie.
Momenteel sleutelt hij rustig aan de deuren en de ramen van onze staat. Hij voorziet vier deelkamers, Vlaanderen slaapt dan niet meer samen met Brussel. Wij laten Wallonië los en verlossen de Oostkantons van de Walen. België wordt een opgedeeld kwartet, de gepensioneerde professor spelt ons schoon de les, hij knipt met de vingers en het land begint te bibberen.
Ik ga Andréke zeker niet neerleggen, ik laat hem scoren als spits van een nieuwe beweging. Ik bewonder zijn streven naar een alternatief, hopelijk definitief, geheel. De bolleboos doktert verder, dribbelt voort, loopt galant langs voor- en tegenstanders. Hij maakt voorzichtig openingen. Elegant.
Een molenaarszoon met manco aan de hand, maar geknipt voor zijn job. Hij houdt de vinger aan de pols, aan de omwenteling van ons oude land.