Het spijt me dat je pijn hebt. Het was onvermijdelijk. De klap van de boemerang. De wederbotsgevoeligheid. Je had een bermbom gelegd. Op mijn weg. Mijn hart werd aangetrapt. Het is een spier die niks verdraagt. Slijtage van de motorriem. Opgeschokt en doorgefokt. Misschien kan een vintage vliegwiel helpen. Ik weet het niet. Ik zal het aan mijn vader vragen. Hij is nog luchtsoldaat geweest. Pa wist altijd raad. In weer en wind kon hij landen. Op zijn radar. Of met zijn praatpaal. Een valscherm in zijn nek. Hij dropte verse lucht voor onze bek.
Jouw vader reed met een Studebaker Silver Hawk uit 1954. Lacoste zonnebril. Oogkleppen uit de oorlog. Sterk pantser. Witte vleugels. Hij vergat jou overal. Op zijn snelweg. Weg van jou. Ik heb je opgepikt. Bedaar. Blijf rustig zitten. Lage Mazda’s bijten niet. Je krijgt mijn kneedzetel. Ik weet wel geen raad met je benen. Ze liggen te lang. In gestimuleerde zenuwkramp. Heb geduld. Stamp niet zo hard. Krul je tenen minder. Schop je schoenen uit. Niet in mijn gezicht alsjeblief. Duw het dak omhoog. Laat je haren ademen. Ween je tranen weg. Wees kalm. Ik rem wel af.
Ik stap nu uit. Ik kan niet verder. Het regent en het is donker. Ik ben een nachtblind dier. Ik tast de straten af. Te voet. Met mottig herfstgevoel. Ik klop mezelf met wrok op mijn smoel. Onder moeders rokken schuil ik niet. Geen plek voor incest. Ook geen bed voor seks. Ik snuif je geuren. Stop aan elke deur. Verloren moeite. Vrije vogels botsen tegen hemels overal. Tot wolkenaders breken. Zwarte gal valt naar beneden. Mijn maag geeft over. Van verdriet en schaamte. Ik verklaar me ziek en onbekwaam om lief te hebben. Slik een pil genade.
Morgen ga ik weer de baan op. Met benzine van het nieuwe vat. Ik haal iets uit de kast. Het laatste wat mij rest. Mijn reservehart. Ik zorgde voor een copy/paste. Zo kan ik weer een tijdje mee. In jouw verlaten lijf. Als daar nog zachte huid van overblijft. Na de perte totale van zondag. Felle bomdag. Ik beken. Ik ben het vijfde wiel. Vlijtig moederziel alleen. In mijn vervoering. Bolt mijn wagen af en aan. Op woelige woede of naar onverwachte stopplaats. Op de pechstrook waar jij wacht. Ik raap je op. Mijn handen zijn gebroken. Maar nog proper. Na het bloed.