Paul Sobol, een van laatste Auschwitz-overlevenden van België, is overleden op z’n 94ste
Paul Sobol, bekend als een “passeur de mémoire“, die vooral op scholen verhaalde over de Holocaust, stierf op dinsdag 17 november 2020 op 94-jarige leeftijd. Sobol, die dit voorjaar nog te zien was in de Canvas-serie ‘Kinderen van de Holocaust’, overleed aan een aderbreuk, zo liet zijn zoon weten.
Hij had de deportatie van Joden uit België naar Auschwitz tijdens de Tweede Wereldoorlog overleefd.
Zijn zoon Alain Sobol schreef:
Met grote droefheid vertel ik jullie dat papa gisteravond bij zijn kleine Nelly is gekomen. Hij vertrok zonder te lijden, in minder dan een uur, aan een gescheurd aneurysma.
Paul Sobol, geboren in 1926, groeide op in Brussel in een arbeidersgezin van Pools-Joodse afkomst. Na de Duitse inval in 1940 en de verplichting om de gele ster te dragen, dook zijn niet-praktiserende familie onder in Elsene, een deelgemeente van Brussel.
Een paar dagen na de landingen in Normandië in juni ’44 arresteerde de Gestapo zijn familie door een verklikker. Samen met zijn ouders, zijn zus en zijn broertje werd Paul Sobol gedeporteerd naar het kamp Auschwitz-Birkenau. Hij zal daar enkele maanden blijven.
In mei 1945 keerde de 19-jarige terug naar Brussel, wees geworden door zijn ouders en zonder zijn broertje. Een paar dagen later vindt hij zijn zus. Gebroken, behoeftig en alleen, moet de overlevende opstaan en weer opbouwen.
In een interview aan La Libre in januari 2019 legde Paul Sobol uit dat hij ‘de getatoeëerde B 3635 in Auschwitz’ was:
Hoewel van joodse afkomst, was mijn vader helemaal niet religieus. Ik wist niet eens iets van Joods zijn. Maar toen werden we gezien als vreemden. Hij had contact gehouden met zijn familie in Warschau die hem vertelden over de getto’s, de vervolgingen en de invallen. Toen ik besefte dat we een risico liepen, dook mijn familie twee jaar onder. Mijn vader zei tegen ons: “We moeten verdwijnen!”. Ik leefde bijna normaal, ik deed aan sport, maar met valse papieren en verre van mijn jeugdvrienden. Op 13 juni 1944 werd ons gezin ’s nachts na een tip gearresteerd door de Gestapo. Ze zochten vijf mensen: mijn ouders, mijn zus, mijn kleine broertje en ik richting Dossinkazerne in Mechelen. Uitgeput en gedesoriënteerd kamen we ’s nachts aan in Auschwitz-Birkenau. Verblind door grote projectoren stapten we uit zonder bagage, als een kudde. Alles ging heel, heel snel, geen tijd om na te denken. “Schnell !!! Schnell !!! ” schreeuwde de SS terwijl ze vrouwen en mannen van elkaar scheidde onder het voorwendsel van het nemen van een douche. Toen ik uit de wagen stapte, scheidde een SS’er me met een simpele handbeweging definitief van mijn moeder. Daarna werden kinderen en ouderen op hun beurt gescheiden. We liepen langs de barakken en nog meer barakken. Zittend achter tafels, registreerden SS’ers de nieuwkomers in een register. Een gevangene nam mijn linkerhand en tatoeëerde een nummer, B 3635, op mijn arm …
KZ Auschwitz II – Birkenau