Artikel uit Doorbraak – Eddy Daniels
Het valt mij op dat er steeds weer historische misverstanden ontstaan rond de kwestie hoe de islam bij ons zo bedreigend is geworden. Wij hebben nooit de islam als dusdanig geïmporteerd, wij hebben vanaf 1960 – en niet vanaf 1974 zoals men beweert – een immigratie van Turkse en Marokkaanse gastarbeiders toegestaan. We hebben die mensen vrijheid van godsdienst toegestaan, wat conform is aan onze tradities en wetten, zonder wederkerigheid te vragen. Dat kon ook niet, je vraagt een boer uit het Rifgebergte niet wat Saoedische prinsen moeten toestaan.
De eerste generatie leek zich overigens weinig voor godsdienst te interesseren, het waren vaak avonturiers die snel veel geld wilden verdienen om triomfantelijk terug te kunnen keren. Pas na verloop van tijd merkten zij hoe goed ze het hier hadden, en begon de volgmigratie. In de contracten die de ronselaars van onze mijnen ginder afsloten was opgenomen dat zij tijd kregen voor het gebed. Er werd bij mijn weten geen gebruik van gemaakt.
It was the economy, stupid
Er leefden op dat moment overigens voldoende christenen in die landen (niet in Saoedi-Arabië, dat is waar, maar ze kwamen ook niet van daar). Geloof kwam zelfs niet ter sprake. ‘Wij’ dachten toen nog dat de Arabische wereld onstuitbaar een proces van verwestersing zou doormaken (in Egypte bijvoorbeeld keerde Nasser zich tegen de sluierdracht, terwijl Kemal Atatürk hem kort en goed verboden had in publieke functies. Ook dat kwam niet ter sprake.
Het was pas na 1970 dat er schuchtere pogingen ontstonden vanuit de thuislanden om deze mensen onder controle te krijgen en dat gebeurde onder andere via de uitbouw van moskeeën (maar toen nog vooral van consulaten). De Turkse controle was nog erg kemalistisch en dus pro-Europees, de Marokkaanse werd pas later wahhabitisch gestuurd, en was vooral nationalistisch. De akkoorden van Straatsburg van 1975 waarvan vaak sprake, waren inderdaad dhimmitudisch, in die zin dat Europa nederig vrijheden moest toekennen die het al lang toestond, maar die in een groot deel van de Arabische wereld niet bestonden. Zij waren niet de oorzaak of aanleiding tot de immigratie. Ze waren bedoeld om een ontspanning te bewerken tussen Europa en de oliesjeiks na de eerste olieboycot, die zelf het gevolg was van de Yom Kippoer Oorlog van 1973.
Met die ontspanning was op zich niets fout, wel met de dhimmitudische knieval. Wij hadden ook zonder die akkoorden moskeeën toegestaan, niet als ‘toegeving’ aan de islam, maar omdat dit gewoon conform onze eigen wetten was, en dus was ‘toestaan’ niet moeilijk of omstreden. Ook Tibetaanse boeddhisten mochten hier tempels bouwen. Wij kwamen zelf overigens uit een traditie van missionarissen die overal ter wereld kerken bouwden, gefinancierd door missietentoonstellingen in ‘onze’ parochiezalen.
‘Ons’ eigen kolonialisme als basis
Pas na verloop van tijd werd duidelijk dat vooral Saoedi-Arabië een onderhuidse imperialistische agenda voerde en daarvoor die moskeeën misbruikte, zoals in het verleden trouwens onze missies verweten werd in de gekolonialiseerde landen. De Grote Moskee van Brussel werd gebouwd in 1879 onder Leopold II, niet als gebedshuis, maar als Oriëntaals Paviljoen, dat ook dienst deed als tentoonstellingsruimte tijdens de Wereldtentoonstelling van 1897. Dat gebeurde in het kader van Leopolds megalomane koloniale dromen die hem ook inspireerden tot de bouw van een Japanse Toren (1904) en een Chinees Paviljoen (1910).
Die gebouwen stonden snel te verkommeren, België wist en weet er zich geen raad mee. Daarom schonk de brave Boudewijn het gebouw in 1967 aan Saudi-Arabië als dank voor de steun die dat land gegeven had na de brand van de Innovation. Hij was er vanaf en zij moesten het nu onderhouden. Het was bedoeld als cultureel en educatief centrum en werd vanaf 1978 een moskee. Het is dus fout te stellen dat ‘wij’ de islam hier geïmporteerd hebben, hij is gekomen omdat het gezien de geopolitieke ontwikkelingen onvermijdelijk was dat hij kwam.
Dat het uit de hand liep, is helemaal niet te wijten aan een bewuste politiek, maar aan een ontstellende naïviteit die gebaseerd was op ons eigen cultuurimperialisme: ‘wij’ konden ons niet voorstellen dat de hele wereld niet zou bezwijken voor onze waarden en wetten, en dachten dat het slechts een kwestie van tijd was vooraleer die mensen zich zouden integreren. Wat dus veel te weinig gebeurd is, omdat hun ‘vaderlandse’ propaganda integratie ging voorstellen als assimilatie. Dat werd erger toen de soennitische Saoedi’s hun islamitische zuiverheid moesten aantonen in de context van de Iraanse sjiitische revolutie van 1979. En zeker nadat Erdogan zijn plannen ging doorvoeren van een neo-sultanaat, zonder het zo te noemen.
De echte klokkenluider werd ‘gepakt’
De enigen die in een vroeg stadium leken te reageren waren de jonge rakkers Filip Dewinter en Gerolf Annemans die het zieltogende Vlaams Blok overnamen van de Egmont-bestrijder Karel Dillen. Ze hanteerden toen nog geen anti-islamretoriek als dusdanig maar een anti-vreemdelingendiscours en ze deden dat op zulk een agressieve manier dat ze de kwestie voor decennia onbespreekbaar maakten. Op de islam werden ze maar attent gemaakt omstreeks 1992 door de indoloog Koenraad Elst die in een lezing voor een Vlaams Blokgezelschap de Joden hatende leden van dat gezelschap duidelijk maakte dat de islam een bedenkelijke partner is. Het duurde nog jaren vooraleer het besef van de werkelijke dreiging duidelijk doordrong in VB-kringen.
Dat men dus vandaag niet komt beweren dat Filip Dewinter ons bijtijds gewaarschuwd heeft, dat is pertinent niet waar. Niemand heeft gewaarschuwd, want niemand zag het gevaar naderen. De echte klokkenluider was de Leuvense prof islamologie Urbain Vermeulen, onder andere in zijn essay Islam en christendom. Het onmogelijke gesprek? Zelfs hij plaatste een overbodig vraagteken in de titel. Hij liet zich echter, tijdens lezingen te lande, vaak gaan in krasse taal, en werd daar door zijn vakbroeders op ‘gepakt’. Vooral de Gentse prof filosofie van de Oudheid, Herman De Ley, actief promotor van de islam in Europa onder dekmantel van zijn universiteit, speelde daarin een vuile rol.
Wat rest is een proces van voortschrijdend inzicht dat nog steeds voortduurt.