Plaatje hierboven: Een Joodse familie wordt beschuldigd van het verbergen van religieuze voorwerpen en gemarteld door leden van de Heilige Inquisitie in de 16de eeuw. Een olieverfschilderij van Louis Gallait (1810-1887) [beeldbron: Artnet]
Tussen de 12e en 14e eeuw vestigden joden, voornamelijk uit de Duitse Rijnlandregio’s, zich voornamelijk in het Hertogdom Brabant in Brussel en in het graafschap Henegouwen in Bergen.
Ze hebben veel kleine gemeenschappen gevormd. Terwijl de Zwarte Dood (1348-1349) regeerde beschuldigde de Katholieke Kerk hen van het ontheiligen van het heilige brood aka de heilige hostie.
In 1370 werden de Joden die de epidemie hadden overleefd verbrand op de brandstapel in Brussel, en de Joodse gemeenschap was bijna volledig verdwenen.
De oudste overblijfselen van de aanwezigheid van de Joden op het huidige grondgebied van België is de grafsteen van een Joodse vrouw ‘Dame Rebecca’ begraven in het Brabantse Tienen in 1255 (plaatje hierboven).
In Duitsland bewaart de bibliotheek van de Universiteit van Hamburg een Hebreeuws manuscript uit 1310, geschreven door een Brusselse schrijver.
Van de 15de tot de 18de eeuw
Na de verdrijving van de Joden uit Spanje in 1492 en uit Portugal in 1497, bekeerden Joodse kooplieden zich tot het christen geloof, die de Inquisitie Marranen of Crypto-Joden zou noemen, en zich verspreidden zich naar Europa. Zij vestigden zich in de 17 provincies der Nederlanden onder Spaans bestuur.
De noordelijke provincies werden onafhankelijk onder de naam van Nederland onder het Verdrag van Munster van 1648, terwijl de zuidelijke provincies ruwweg overeenkwamen met wat hedendaags België zou zijn.
Aan het begin van de 16e eeuw speelden de marranen in Antwerpen een belangrijke economische en financiële rol in de stad. Echter, als gevolg van Spaanse Inquisitie, verlieten de meeste marranen Antwerpen in de jaren 1540 en 50, waardoor de tweede periode van joodse immigratie naar ons land werd beëindigd.
Hoewel sommige marranen in de 17e eeuw terugkeerden naar Antwerpen, konden ze niet langer genieten van een economische en financiële status die vergelijkbaar is met die van een eeuw eerder. In de jaren 1650-1694 bestond er een geheime synagoge in Antwerpen. Sommige marrane dichters woonden in Brussel.
In de 18e eeuw bleef de Joodse aanwezigheid in de zuidelijke provincies, toen onder Oostenrijks bestuur, laag,. Zowat 100 Joden – gezinshoofden van Joodse families – woonden in Brussel in 1756.
Plaatje hierboven: De geboorte van een christen antisemitische legende in Brussel, België. Detail uit het glasraam in de rechterzijbeuk van de Brusselse Sint-Michiels en Sint-Goedele kathedraal. Het glasraam werd gemaakt door de Brusselse glazenier Jean-Baptiste Capronnier (1814–1891), ter voorbereiding van de viering van de 500ste verjaardag in 1870 van Het Sacrament van Mirakel. Op het glasraam wordt afgebeeld hoe de Joden in 1370 in de Brusselse synagoge de H. Hostie ontwijdden door hosties met dolken te doorprikken waarop de hosties spontaan beginnen te bloeden. Dit wordt vanaf dan – en dat 500 jaar lang! – door de katholieken het ‘Mirakel van het H. Sacrament’ genoemd.
Van Napoleon tot WOI
Tijdens de Napoleontische veroveringen, werden de zuidelijke provincies opgenomen in de Franse Republiek in 1795. De Joden die er wonen profiteren van decreten die de gelijkheid van alle burgers verkondigen.
Op 17 maart 1808 erkende Napoleon het jodendom als een religie georganiseerd door synagogen en beheerd door consistories. De kleine Joodse gemeenschap in onze regio’s is afhankelijk van de consistories van Krefeld (Duitsland) en Trier (Frankrijk). Na de nederlaag van Napoleon in Waterloo, vlakbij Brussel, werd ons grondgebied opgenomen in het Koninkrijk der Nederlanden.
Door de revolutie van 1830 werd België onafhankelijk en werd het Koninkrijk België. De Belgische grondwet van 1831 riep de scheiding van godsdienst en staat af. De Joodse godsdienst wordt officieel erkend en mag vrij beoefend worden.
Het wordt wettelijk georganiseerd door de nationale autoriteiten, in dit geval het ministerie van Justitie. Vandaag is het Centraal Israëlitisch Consistorie van België verantwoordelijk voor alle praktische kwesties met betrekking tot het Joodse leven: de benoeming van rabbijnen, zangers, rituele slachters en religieuze leraren; het is ook verantwoordelijk voor de erkenning van synagogen.
In de 19e eeuw nam de Joodse bevolking langzaam toe: de komst van de Joden van de Elzas en Lotharingen in Zuid-België, de Joden van Duitsland naar Brussel en de Joden van Nederland naar Antwerpen. De door Napoleon opgerichte consistories dienden als model voor de Joodse religieuze organisatie in België.
In 1880 werd de Joodse bevolking geschat op ongeveer 4.300 individuen. Na de moord op de tsaar van Rusland in 1881, was er een nieuwe toestroom van immigranten uit Oost-Europa, als gevolg van de pogroms die daar plaatsvonden. Voor velen was België, en vooral Antwerpen, een stop op weg naar de Verenigde Staten.
Uiteindelijk kwamen Sefardische Joden uit het Ottomaanse Rijk tijdens de Grieks-Turkse Oorlog, net voor het begin van de 20e eeuw. In het midden van de 19e eeuw was de haven van Antwerpen een van de grootste havens van Europa. De maritieme verbindingen tussen Antwerpen en de Verenigde Staten zijn regelmatig.
Sommige vluchtelingen die naar de Verenigde Staten wilden emigreren, kozen ervoor om in Antwerpen, Arlon, Brussel, Charleroi, Gent, Luik en Oostende te verblijven. In 1914 werd het aantal Joden in België geschat op ongeveer 40.000 individuen.
Van 1918 tot 1944
in 1921 besloten de Verenigde Staten de immigratie te beperken. De meeste Russisch-Joodse emigranten hebben geen keuze meer: ze blijven in België en velen van hen werken in de bloeiende diamantindustrie. In die tijd, in de jaren 1920 en 1930, was de Joodse gemeenschap in Antwerpen belangrijk en bekend bij aspirant-immigranten uit Polen. Veel religieuze Joden zagen het als een veilige plek om zich te vestigen.
Met de komst van Duitse vluchtelingen in de jaren dertig bereikte de Belgische Joodse gemeenschap haar hoogtepunt in 1939. De bevolking wordt geschat op 65.000 mensen, verdeeld over Antwerpen (25.000), Brussel (30.000), Luik (5.000) en Charleroi (3.000), Arlon, Namen en Gent (2.000). Gemeenschappen in andere provincies groeien ook.
Bijna 30.000 Joden in België werden gedeporteerd tijdens de Holocaust. Ongeveer 25.000 van hen werden gedeporteerd uit Mechelen, België, en ongeveer 5.000 uit Drancy, Frankrijk. In het Register van Belgische Joden uit 1940 staan 56.000 Joden die in België wonen. Blijkbaar waren in 1940 ca. 10.000 Joden die in België woonden, voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, erin geslaagd te vluchten of niet naar de autoriteiten te komen.
Van 1945 tot heden
De wederopbouw van joodse gemeenschappen was het eerste en belangrijkste doel van degenen die overleefden. Na de Tweede Wereldoorlog bestonden de Belgische Joodse gemeenschappen uit de mensen die zich wisten te verstoppen, evenals de 1.207 mensen die terugkeerden uit de kampen.
Zij worden vergezeld door andere overlevenden van concentratie- en vernietigingskampen en ontheemden die nog nooit in België hadden gewoond. De laatste zijn voornamelijk Joden uit Oost-Europa (Tsjechen, Hongaren, Polen, dan in de jaren 1950, Roemenen) die familie, vrienden hadden of landleit (vereniging van inboorlingen uit dezelfde buitenlandse stad) in België konden gebruiken.
De diamantindustrie, die floreert in Antwerpen, trekt een aantal van hen aan, terwijl anderen hun geluk beproeven in Brussel waar veel kansen liggen. Kleinere Joodse gemeenschappen hebben zich opnieuw ontwikkeld in Arlon, Charleroi, Gent, Luik en Oostende.
Sommige Joden vestigden zich tijdelijk in België na de oorlog vanwege de onmogelijkheid om legaal te emigreren naar Palestina onder Brits mandaat. Anderen, die naar de Verenigde Staten hadden willen emigreren, blijven in Europa vanwege de immigratiequota die door dat land zijn opgelegd.
In de jaren zestig leidde de economische bloei over de hele wereld tot de sterke ontwikkeling van Belgische Joodse organisaties. Vandaag de dag dateren de meeste structuren die het Joodse leven in België beheren.