Spinozaland: een gevaarlijke wereld voor verlichte denkers

12/03/2021, 05:00 Ludo Abicht 

Spinoza

Titel Spinozaland Subtitel De ontdekking van de vrijheid – Auteur Maxime Rovere

Dit boek wordt voorgesteld als een faction, een historische roman die gebaseerd is op ware feiten, waarin de witte plekken, bijvoorbeeld de gesprekken en discussies, zo waarheidsgetrouw mogelijk worden gereconstrueerd. Het is een genre waarvan onder meer de Engelse auteur Hilary Mantel het grote voorbeeld geworden is, maar dat we ook bijvoorbeeld terugvinden in het fictieve hoofdpersonage van de Holocaustroman De welwillenden van Jonathan Littell. Daar zijn bijna alle feiten zorgvuldig gedocumenteerd, behalve de hoofdfiguur.

In de roman van Maxime Rovere, hoogleraar filosofie, Spinozakenner en onderzoeker aan verschillende instituten, van de universiteit van Rio de Janeiro tot NIAS in Amsterdam, zijn daarentegen alle personages historisch en wordt er ook uitvoerig gebruik gemaakt van hun geschriften, maar dient het historische kader om de centrale rol te illustreren die Spinoza en zijn geestverwanten tijdens  de tweede helft van de zeventiende eeuw gespeeld hebben in de vernieuwing van het wetenschappelijke leven in Nederland en Europa.

Virtuele ‘Republiek der Letteren’

De auteur schetst een heel realistisch beeld van het leven in de Hollandse Republiek en in het bijzonder van de Sefardische Joden die, als ‘Marranen’ (‘nieuwe christenen’ of bekeerlingen) of opnieuw tot het Jodendom bekeerden, hun stempel op deze samenleving gedrukt hebben. Daarbij valt op dat kritische geesten, van doopsgezinden tot vrijdenkers, vaak op twee fronten hebben moeten vechten: tegen de conservatieve meerderheid in hun eigen religieuze gemeenschap én tegen de bevolkingslagen die weinig met deze nieuwlichters op hadden.

Maar mede dank zij de spectaculaire vooruitgang in de wetenschappen, waarvan prominente vertegenwoordigers hun experimenten en revolutionaire inzichten als leden van een virtuele ‘Republiek der Letteren’ via de publicatie van tijdschriften en gedetailleerde briefwisselingen met elkaar deelden, was het hek van de dam. Jonge wetenschappers, filosofen en kritische theologen ontmoetten elkaar op discrete bijeenkomsten, waar bijna ook altijd drukkers-uitgevers aanwezig waren die er niet voor schuwden gevaarlijke en provocatieve boeken en pamfletten te publiceren.

Eigengereid, radicaal, voorzichtig

Spinoza, door zijn vrienden ‘Bento’ genoemd (van Benedictus of, in het Hebreeuws Baruch) sloot zich al heel vroeg met een aantal vrienden bij deze stromingen aan. Dat betekende ook dat hij, nadat hij vanwege zijn ketterse ideeën door de officiële Joodse overheid met de cherem (excommunicatie) bestraft werd, tot het einde van zijn leven door die vriendenkring gesteund werd. De auteur schrijft die breuk met de Joodse gemeente meer toe aan financiële disputen en persoonlijke conflicten met streng orthodoxe rabbijnen dan aan een zuiver theoretische controverse.

Wat er ook van zij, Spinoza had zijn eigengereide inzichten over God en de Bijbel reeds vóór de breuk ontwikkeld, maar was in de jaren daarna nog radicaler geworden, ook al wist hij goed dat hij ook tegenover de christelijke (calvinistische) autoriteiten voorzichtig moest zijn. Vandaar dat hij een aantal geschriften anoniem liet verschijnen of de publicatie ervan uitstelde. Zijn vrienden en bewonderaars in binnen- en buitenland waren wél op de hoogte van zijn geschriften, maar ze beschermden hem en zorgden ervoor dat hij zich bijna uitsluitend aan de ontwikkeling van zijn filosofie kon wijden.  Dat is het tweede punt waarin Rovere afwijkt van het volgens hem romantische beeld van een gebroodroofde Spinoza die uit armoede de rest van zijn leven lenzen moest slijpen. We mogen niet vergeten dat in die tijd ‘filosofie’ zowel metafysica als ethica en de exacte wetenschappen omvatte, zodat zijn zogenaamde ambacht ook heel normaal deel uitmaakte van zijn filosofische loopbaan.

Wat wél duidelijk wordt, naarmate de theorieën van Spinoza en zijn geestverwanten zich steeds meer verwijderen van het traditionele christelijke en Joodse wereldbeeld, is de radicaliteit van deze historische breuk met de traditionele religie. Zij behoorden tot de kern van wat  Jonathan Israel (2001 en 2006) de ‘radicale Verlichting’ genoemd heeft, in tegenstelling tot de gematigde Verlichting uit de achttiende eeuw. Deze radicale verlichtingsdenkers hadden  al in de zeventiende eeuw de belangrijkste principes van de Verlichting uitgewerkt, maar waren op een aantal punten reeds verder gevorderd dan hun beroemde en bij het brede publiek dus beter gekende opvolgers.

Gevaarlijke tijd

Eén van deze pioniers was de Antwerpse ex-jezuïet en latinist Franciscus van den Enden, die de jonge Spinoza van bij het begin als leerling Latijn en filosofie (Descartes) én medeleraar Hebreeuws onvoorwaardelijk gesteund heeft. Van den Enden verbond zijn radicaal rationalistisch wereldbeeld met een republikeins en sociaal activisme dat hem uiteindelijk het leven gekost heeft. Hij werd door het Franse gerecht  onder koning Lodewijk XIV als verrader ter dood veroordeeld en publiek opgehangen. (Het wordt tijd dat zijn grote betekenis voor de ontwikkeling van de intellectuele en politieke emancipatie eindelijk in Noord en Zuid erkend wordt en dat hij in Antwerpen en Amsterdam met een standbeeld geëerd wordt, ergens op een lege plek waar vroeger een beeld stond van een koloniale vorst of admiraal.)  Maar ook anderen, zoals Spinoza’s vrienden Adriaen en Jan Koerbagh, hebben met hun leven of gezondheid voor hun bevrijdende ideeën moeten boeten.

Maxime Rovere brengt in zijn ‘roman’ deze boeiende en gevaarlijke tijd opnieuw tot leven, terwijl hij, via de verslagen van de interactie van Spinoza met zijn medestanders, de lezer ook vertrouwd maakt met de kerngedachten van de filosoof. Op de achterflap van het boek staat: ‘In dit verhaal wordt de wereld van Spinoza op schitterende wijze tot leven gebracht.  Met veel kennis van zaken weet Rovere zowel de zeventiende eeuw als de filosofie van Spinoza voor iedereen toegankelijk te maken.’

Dat klopt inderdaad wat de ‘wereld van de zeventiende eeuw ‘ – Spinozaland — betreft. De auteur is erin geslaagd zich nauwgezet aan de toegankelijke historische feiten te houden en tegelijkertijd af en toe  met een zekere zelfironie te laten aanvoelen wanneer hij zijn verbeeldingskracht laat gaan en daarbij de lezer als een hedendaagse Douwes Dekker rechtstreeks aan te spreken.

De inleiding in het complexe denken van de filosoof echter is mijn inziens te veel beperkt gebleven tot samenvattingen, citaten en hertalingen die de nodige pedagogische afstand missen om deze filosofie ‘voor iedereen’ zonder meer begrijpelijk te maken, vooral wanneer men niet reeds door vroegere studies enigszins vertrouwd geraakt was met zijn manier van denken.

P.S. Het zal wellicht een aantal lezers van Doorbraak interesseren, maar in dit boek wordt regelmatig verwezen naar  de Amsterdamse geleerdenkring Nil Volentibus Arduum (‘Voor hen die willen is niets moeilijk’) die in de tweede helft van de zeventiende eeuw een vrijplaats geworden was waar nieuwlichters, rebellen, ketters, ex-christenen en ex-Joden, drukkers en boekhandelaars, vrijdenkers en zelfs libertairen onbevreesd hun kritische meningen konden uiten.

Een reactie achterlaten