Jean-Pierre Rondas is een erudiet man, van het slag zoals ze vandaag niet meer gemaakt worden. Hij is een gewezen producer van radio Klara, waar hij naam maakte met cultureel hoog bevlogen programma’s.
Hij interviewde stijlvol en vlotjes, hij deed het ogenschijnlijk moeiteloos, in meerdere talen als het moest. Eminente filosofen, toonaangevende kunstenaars en gereputeerde wetenschappers kwamen aan bod.
Bij Rondas was het goed vertoeven voor de luisteraars, je werd er op slag zoveel wijzer van. De man was ook broodnuchter, zonder kapsones, en hij sprak een klare taal, in casu een aanstekelijk en hypercorrect Nederlands.
Ga ze maar eens zoeken heden ten dage, op radio en TV, de stemmen die nog zonder accent hun teksten debiteren. Niks dan krakkemikkig gehakkel en stuntelig gemompel, haperen en stotteren zijn modieus geworden. Verkavelingsvlaams is totaal aan de orde, onze gebraakte tussentaal.
Net geen dialect wordt er gehanteerd, bij uitstek in de culturele sector met hun dwaze drang naar rare authenticiteit. Goed Nederlands lijkt daarbij taboe.
Bij Rondas klonk dat anders, de man sprak perfecte taal, helder en netjes.
U kan hem nog steeds beluisteren, op de Vlaamsgezinde opiniewebsite Doorbraak, in een occasionele podcast. Dat is daar ook zijn nieuwe stek, als dwarsligger en columnist, hij schopt er graag tegen de heilige huisjes van de linkse kerk. Zijn Vlaams-nationale bevlogenheid is bekend, daarom is hij niet geliefd bij de trendygentsia. Het ontbreekt hem compleet aan modernistisch kosmopolitisme. Hij rakelt ook geen racisme op, vindt geen kolonialisme uit en heeft geen obsessie met discriminatie of polarisering.
Oké, dan tel je ook niet mee bij de nieuwe gilde van de moralisatoren.
Derhalve is Rondas persona non grata bij zijn oud-werkgever de VRT en onbemind bij VTM wegens te slim. Hij is gewoon his own man, hij behoort tot het zeldzame ras van de integere intellectueel. Rondas staat voor een straf gedacht, de kudde schapen laat hij verder grazen. Hij blaat zijn eigen weg.
Jean-Pierre schrijft af en toe ook geleerde boeken, zoals vorig jaar nog ‘Een kwestie van bestaan’, onder het geleende motto to be or not to be.
Hij confronteert er de lezer met de existentiële zijnskwestie: bestaan of niet bestaan, toegespitst op de confrontatie met de post-moderniteit, een gruwel in de ogen van Rondas. Sapere aude is zijn credo, durf te denken, met dank aan Immanuel Kant. Hij gaat loeihard in tegen de brulboeien van nieuw-links, het soort egocentrische zuiverheidsfanaten die zich druk maken over allerlei vermeende vormen van onrecht, maar vooral begaan zijn met het eigen imago. Hij kapittelt de waarheidspolitie van de media, de hogere regionen van het onderwijs en de socio-culturele sector, hun intellectueel en moreel terrorisme.
Rondas is een roepende in de woestijn, tégen het massieve overwicht van de linkse opiniehegemonie, de dikste zuil van het ideeën-establishment. Door de nijdige mediapastoors wordt hij in koor verketterd. Heerlijk toch, een rebel van 76 jaar!
Ik volg hem al lang, ik hoor en lees hem graag. Ik onderschrijf haast altijd zijn mening. Ook zijn recente boek ‘Een kwestie van bestaan’ bladert weer lekker weg, het staat bol van de eigenzinnige tegendraadsheid. Rondas is een man van taal, met een stalen mening, hij brengt gebeitelde bewijzen, gebetonneerde opinies. Hij smeedt het ijzer als het geweten heet is van gelijk.
Soms heb ik ook een afwijkende mening, dan volg ik Rondas even niet.
Meestal als hij op zijn oud-Vlaamse paard voorbijrijdt, dan heeft hij een houten kop, dan volhardt hij in wat ik interpreteer als ‘een bruin gedacht’.
Zo blijft hij vragen om clementie voor de collaboratie tijdens WOII. Zijn beknopt discours betoogt dat de fout niet bij de Vlaamse idealisten lag, maar het was den Duits die het zo bruin had gebakken.
En dan neem ik een loopje met een gangbare oorlogsmemorie: volgens
de Duitsers lag het kwaad bij de nazi’s, vervolgens duiden de nazi’s de SS aan, en de SS-ers durven dan wijzen naar de Joden zelf die dienst deden als werkkrachten (sonderkommandos) bij de gaskamers en crematoria of die de job van Kapo (ploegbaas) hadden in een barak. Het wordt dan een serieel doorgeven van de hete aardappel. Wir haben es nicht gewusst. Iedereen sust zijn geweten.
Hoe zouden ze het niet geweten hebben, zeker onze politieke en culturele intelligentsia, inzonderheid het allegaartje aan leiders van het Vlaams Nationalisme, dat reeds in 1934 de Joden hun burgerrechten hadden verloren in Duitsland, dat in 1938 de Kristallnacht had plaatsgevonden, met totale ravage aan de Joodse eigendommen en 30.000 onder hen opgepakt en in concentratiekampen gestopt. Wij waren toch gewoon het naaste buurland, met sterke culturele banden en frequente uitwisselingen in het verenigingsleven.
Wij ‘socialiseerden’ onbekommerd met een dictatuur, hier is discussie overbodig. Stop met aandringen, een boodschap die ik ook richt aan de redactie van Doorbraak. Altijd weer wil er daar iemand door de mazen van het nazi-net glippen. Men steekt bijvoorbeeld de loftrompet over schrijver Filip de Pillecyn, zo zwaar aangepakt bij de repressie. Ten onrechte blijven ze zeggen, ook Rondas brengt hem een ode. Maar De Pillecyn was wel directeur-generaal van het middelbaar onderwijs tijdens de oorlog, hij
was indirect aangesteld door de bezetter, zijn ‘culturele’ bedrijvigheid was immens en flink Germaans getint. Wat was het oordeel van die man over de noden van de Joden? ‘
Ze wisten het zogezegd niet, maar waarom wist Charlie Chaplin het
vanuit Amerika dan wel? Hij maakte reeds in 1939 ‘The Great Dictator’, een harde en koldereske persiflage op de nazi’s. Hij durfde Hitler wel te kakken zetten, hij maakte zelfs allusie op het gebruik van gifgas door het bruin gespuis. De film werd wereldwijd gespeeld, terwijl België gewillig de andere richting uitkeek? Of was het enkel in Vlaanderen dat men doof was? Doorbraak hanteert hier graag de oogkleppen. Bedenkelijk toch.
Nee beste Jean-Pierre, ook die Vlaamse ‘zwarten’ trof een handvol schuld. Het was zelfs grove schuld, door minstens hun laakbare attitude van onverschilligheid. In een vertaalslag komt dat neer op niks anders dan medeplichtigheid. Schuld en boete, misdaad en straf, lees er Dostojewski op na, Jean-Pierre, je kent hem beter dan ik. Er is echt geen ontkomen aan, die Vlaamse Oostfronters en andere nazi-sympathisanten hadden dikke klodden boter op hun hoofd.
Het is waar dat de gevestigde instellingen, de moreel hoogstaande instituten, zeker Kerk en Koning, de kar hebben getrokken van Gewillig België, maar in de laadbak zaten de zwarte sjacheraars en de bruine sjoemelaars, de handelaars in het foute gedachtengoed. Een deel van het eigen volk vulde eerst zijn zak met verkeerde zaken, de opportuniteit van het profijt nietwaar. En de Walen deden niet beter, zij hadden hun ‘meneur locale’, hun zelfgemaakte brul-Führer Degrelle, le beau Léon.
Het waren wij, Jean-Pierre, het verenigd gewillig volk, wij hadden nood aan een leider, een dictator om ons de les te spellen, de Joden te doden.
Het is een zwak moment in het boek van Rondas, die eerbiedige buiging voor het kruis van Vlaanderen, het minimaliseren van het weerwerk der partizanen, het kapittelen van de repressie wegens gebrek aan keuze
voor de meute. Dan haak ik af, in mijn misschien te makkelijke overmoed.
Want, toegegeven, wat zou ik zelf hebben gedaan? Ik kan proberen te spieken en iets te zien in de achteruitkijkspiegel, maar het beeld blijft troebel. Ik gis en gok dat ik voor moed en hoop zou gaan. Foute taal?