Stalins overhaaste collectivisatie kostte, volgens de laatste en meest nauwkeurige schattingen, zeven miljoen mensenlevens: vijf miljoen in de Oekraïne, twee miljoen in de rest van de Sovjet-Unie. In 1932 vorderde Stalin bijna de helft van de toch al gereduceerde graanoogst in de Oekraïne. Het betekende het doodvonnis voor honderduizenden boerenfamilies. In het voorjaar van 1933 begon de massale sterfte. De Oekraïense boeren aten katten, honden, ratten, gras, soep van leer en bladeren, soms ook menselijk vlees. Dorpen stroomden leeg. Door Kiev reden iedere ochtend wagens om de lijken van de straat te halen. Meestal stierven eerst de mannen, dan de kinderen, tenslotte de vrouwen.