Edelman voerde aan dat zoogdieren, vogels en sommige reptielen beschikken over een ‘primair bewustzijn’: het vermogen om mentale beelden te zien die ze erbij helpen zich aan te passen aan complexe en veranderende omgevingen. Dit vermogen hing volgens Edelman af van de komst van een nieuw type neuraal netwerk op enig ’transcendent moment’ in de evolutie. Een netwerk waardoor immense parallelle onderlinge verbindingen tussen neutrale mappen mogelijk werden, en ook tussen de groeiende, alomvattende mappen die nieuwe ervaringen in zich opnamen en opnieuw in categorieën indeelden.
Op een tweede transcendent ogenblik in de evolutie, zo stelde Edelman zich voor, werd de ontwikkeling van ‘hoger bewustzijn’ bij de mens mogelijk gemaakt (en misschien bij nog een paar andere soorten, waaronder apen en dolfijnen) door een toegenomen niveau van wederzijdse prikkeloverdracht. Een hoger bewustzijn brengt een tot op dat moment ongekend vermogen voort om te generaliseren en reflecteren, en om verleden en toekomst te herkennen, zodat uiteindelijk een bewustzijn van zichzelf wordt bereikt, het besef een individu te zijn in de wereld.
En in breedste zin houdt neuraal darwinisme in dat we zijn voorbestemd, of we willen of niet, tot een leven van uniciteit en zelfontwikkeling, tot het creëren van onze eigen specifieke wegen in het leven.