Passage uit “Een verhaal van liefde en duisternis” (Amos OZ)
Maar vrijwel altijd leken zijn grappen meer op een intentieverklaring: kijk, zie toch eens hoe een serieuze man als ik voor jullie uit de band springt en zich aanbiedt om jullie te vermaken.
Mijn moeder en ik glimlachten altijd vriendelijk naar hem, alsof we hem bedankten voor zijn inspanning, maar hij, dolenthousiast en uitgelaten, bijna aandoenlijk, vatte onze glimlach op als een uitnodiging om nog meer grappen te maken, en kwam meteen met een paar nieuwe moppen die we al duizend keer van hem gehoord hadden, over een Jood en een goj in de trein of over Stalin die de tsarina tegenkomt, en we hadden ons al tranen gelachen, toen papa, die helemaal straalde van trots omdat hij ons aan het lachen had weten te maken, hartstochtelijk doorging naar Stalin die eens in de bus tegenover Ben Goerion en Churchill zat, en naar Bialik die in het paradijs Sjlonski ontmoette, en naar Sjlonski die een meisje ontmoette. Totdat mama eindelijk vriendelijk tegen hem zei: ‘Je wilde toch nog wat werken vanavond?’