Een FB-vriend wou me onlangs dringend spreken aangaande mijn fantastische verhalen die ik neerschrijf op dit platform. De man uitte zijn lof en drong aan op een uitgebreide babbel. Ik was wat gegeneerd, ik word niet graag geadoreerd, dat is een exclusief voorrecht voor mijn geliefde. Ik aanbid haar ook, zij is mijn heidens altaar. Maar dat sacrament kon niet doorgaan op zaterdagnamiddag laatsleden. Want ik had mijn virtuele maat toegezegd dat hij mocht bellen, tussen 17 en 18 uur. Nathalie en ik kortten er onze fietstocht speciaal voor in, om 5 vóór 5 zat ik klaar, smartphone op de schoot. Het wachten begon, 10 minuten, een half uur, drie kwartier. Niet het minste belletje dat rinkelde. Om 5 vóór 6 wierp ik een blik op de FB-pagina van betrokkene. Ik was ongerust, ik wou weten of hij nog leefde. Ja hoor, hij had net een bericht gepost. Hallo gast, en dat telefoontje? Dat vroeg ik hem in de loop van de avond via messenger. Oeps, sorry, hij had het ontzettend druk gehad, hij ging er ook vanuit dat ik toch niet in hem geïnteresseerd was. Dat klopte, maar ik had hoffelijk willen zijn. Om kort te gaan, onze namiddag voor een stuk naar de kloten ten gevolge van de nukken van een fantast die zelfs niet in staat was om een simpele afspraak na te komen. Erg toch, akelige mensen, ze bestaan. Een beter woord: banaal volk.

De week voordien hadden we ook goed prijs. Drie kennissen, leden van dezelfde familie, gingen bij ons op bezoek komen. Nathalie trof voorbereidingen voor exquise hapjes en tapjes. De aankopen waren verricht, het menu in volgorde opgesteld. Te elfder ure telefoon, ze konden niet komen, ze waren de openluchtfuif van hun sportclub vergeten, dubbele boeking. Godverdoeme, dat was mijn niet zo poëtische repliek.

Enfin, ze bespaarden ons de kater van een vorige delegatie, bestaande uit man en vrouw, die langskwamen en daarna niet meer met ons spraken. Wij vragen ons nog altijd af wat er mis ging. We voorzagen eten en drinken, waar ze niet nee tegen zegden. We aanhoorden al hun anekdotes, we zwegen zoveel mogelijk over ons eigen om de etiquette te respecteren. Maar dat volstond blijkbaar niet, ze zijn ons precies vergeten. Ze hebben ons samen met het eten geconsommeerd. Eens verslonden, bestaat een mens niet meer.

Er is misschien een nieuwe sport in de mode waarvan wij de finesse nog niet kennen: aan alles uw voeten vegen en vooral uw goesting doen. Een gegeven woord is geen vast akkoord meer en taal staat voor hol getater. Het zijn boeiende tijden voor abstractie maken van de goeie omgangsvormen. Alle macht aan de bluffers en de blaffers, de leeghoofden en ongeschoolden in beleefdheid. De gulzigheid overwint de gulheid.

Wij zijn principieel traditioneel, wij blijven strijden voor een minimum aan stijl, we gaan voor sobere esthetiek.
Men noemt ons gewoonlijk excentriek, maar men bedoelt eigenlijk: onmodieus conservatief. Dat is ónze keuze.

Een laatste feitje dat niet echt fijn was. Ik meld aan een ex- vriendin dat ik de voorziene rondleiding in het museum voor haar niet kan verzorgen wegens einde van mijn bedrijvigheid daar. Dat vindt ze spijtig en in één tijd vertelt ze me dat ze bezig is met te pakken voor een city-trip. Ze heeft het ontzettend druk, haar leven is toch zo hectisch zegt ze. Ze holt van receptie naar party, daarna film en theater maken, haar ganse cinema, en dan al die barbecues tussendoor. Bekaf is ze. Uiteraard dient alles gepost op Facebook, daarvoor doet ze het. Sociale scores halen.
Dat ik niet meer gids, met alle turbulentie vandien, daar heeft ze geen plaats voor in haar hoofd, het zit boordevol met holtes en met leegtes.

Het was deze dame die me indertijd vaak opzocht tijdens mijn middagpauze op het ministerie waar ik gedetacheerd was als politieofficier. Ik had jarenlang een slappe knipperlichtrelatie met haar.
Ze was een ravissante blondine, een ferm portret met een flinke sekskont. Maar daarmee is alles gezegd, uiteraard ook over mezelf, ik was niet zo’n fraaie man in dat gelukkig voorbij gewaaide tijdperk.
Een zoektocht in mijn archieven levert wel een brokje poëzie op over betrokkene. Ik heb het haar nooit bezorgd.
Ik gaf in dat gedicht uiting aan mijn wrevel en zelfs mijn hekel. Ik kende toen de wegen van de eerlijkheid nog niet.
Als poëet schoot ik te kort, als minnaar was ik nogal laf van taal. Ik stel het allemaal achteraf vast, als ik de rekening maak van mensen die in het heden met vieze streken zitten. Waaraan ik me nu erger. Ben ik dan toch mijn beter ik geworden? Oordeel graag na lezing.

De middag laat zich hard doorpraten quoi

De ontzetting op je gezicht
Als ik je rustig uitleg
Wie je bent: met die pretentie

Ik de vent die pretendeer, maar
Wat een schouwspel
Heb ik aangericht
De mensen kijken op en iemand krijst

Ik leg bedaard dacht ik
De klemtoon op de feiten
Met mijn binnenlands accent
Ik krijg vanzelf gelijk terwijl jij nergens bent
En dan mijn handen (moet je zien madam)
Een soort ballet met elastieken toets
Op elke vinger: je t’explique comme disait Brel
Met zijn parlando van ik ben galant brutaal
Ik weet het allemaal tot: tu t’en vas pourquoi
… niet huilen in dit restaurant. Dat doen we
Buiten bij het roken: conform de wet – la loi

Getuite lippen, zie ik in de spiegelmuur
Staan altijd sensueel te imponeren op een mond
Die geen seconde zwijgt. Nu geen repliek, nee
Liever niet, mijn blonde zieltjesdier. Ons uur is om

Jij kromt je armen en verbergt je strakke kapsel
Gans je beeldig hoofd hangt weerloos neergeplet
De ogen op je volle bord. Ik zie je niet meer zitten

Ik denk hardop verder als een godje zonder dorst
Maar zot nog van de honger na je dood: zo plots.

 

In diezelfde periode had ik een uitbundig ros gekrulde bazin op mijn werk, ze was mijn functionele chef. Ik was haar toebedeeld door de politie voor specifieke taken, waaronder niks privé. Ze was 30 jaren jong maar niet onbezonnen, gewoon een sexy intellectuele. Ze droeg gereserveerd haar scherpe charme rond (als een heet mes dat aan twee kanten sneed). Ik bleef discreet en zelfs professioneel, voor mij was ze niet meer dan de overste van het klooster. Weliswaar betoverend, wegens oren en pootjes.
Soms draaide ze rond mij, de mond vol praatjes, gelardeerd met lachjes. Ze haalde alles uit de kast, voor de job, decolleté en split werden ingezet. Ik werkte me te pletter, de adrenaline was gratis en gaf een batig prikkelend saldo.
Haar gedachten heb ik nooit kunnen lezen, ik zag dat mooie gezicht, de natte dromen die uit haar vonkende ogen spatten. Ik vatte mijn gissing in een gedicht. Ging het om haar hunker en zag ik een groot niet vervuld geluk?

De najaarskuren van het middaguur

Ik heb mijn eten uitgezweet
vanmiddag naast Marie
gezeten en gestotterd

gans mijn bord vol smos
gelepeld – mag ik even
graag de peper
vroeg zij gretig – ik keek
naar de afgrond
van haar borsten – ik zag
ergens tepels mee bewegen.

zij zweeg zedig – slikte peper
ik zei: maar Marie
ik heb een mening
wilt gij weten wat ik denk?

ik schenk haar water in
misschien kan dat wat helpen
bij het spreken – groot haar ogen
als zij smeken: zwijg mij van het werk
vertel mij wat uw wensen zijn – ben ik
de middelmaat: een mens modaal
of wens je mij te nemen als een vrouw
zo heet dat ik gereed ben na het eten!

– stilte prikt bij elke vork die verder tikt –

zij excuseert zich sneller dan gedacht
wij degusteren schroom met nagerecht
een bordje slagroom op de taart
de peper was haar slecht bevallen
had haar hartstreek aangebrand
de linker- en de rechterkamer open
in haar blootje: ongehoorde woorden

gans haar boezem in de war gebracht
alsook haar spreekgestoelte in de prak

wij keren langs de zwoele herfstlaan weer
wij praten ernstig over niks
dan wind en regen
wat een zever
en gemis
is dat
nu nattigheid die ik precies voel vallen…

ik zie tranen wazig op haar lippen dansen
wat een raar madam is dat: haar tong
is kruidig warm – de storm vanbinnen
gaat zich plots te buiten – huilen maar
ik buig me haastig en ik troost het najaar


Woorden schieten vaak te kort om emotie in kaart te brengen, maar we blijven proberen in deze niet te winnen strijd. We beschikken over de retoriek van proza en poëzie, als middel bij uitstek om de lyriek van onze eerlijkheid uit te drukken. Ik geef mijn kleine boodschap aan de wereld, een grote opdracht voor mezelf. Een dubbele getuigenis.