Uit Knack van 8 juni 2016 – door Dirk Draulans

Onze hersenen doen niet wat we willen

Complottheorieën, wetenschappelijke dwaasheden, vooroordelen, kwalijke gewoontes zoals nagelbijten: de wereld raakt er niet van verlost. Dat komt omdat onze hersenen anders werken dan de logische denkers onder ons geneigd zijn te denken.

Een klein deel van de mensheid gelooft dat 9/11 het gevolg is van een macabere samenzwering. Al-Qaida zou maar een hoofdstukje van het verhaal zijn, een touwtje waaraan duistere machten trokken om de wereld te destabiliseren. Een meerderheid van de mensheid gelooft dan weer dat de autoriteiten niet alles bekendmaken wat ze over de aanslagen weten.

Samenzweringstheorieën worden intens bestudeerd omdat ze inzicht kunnen verschaffen in de bizarre werking van onze hersenen. Wij gingen er lange tijd van uit dat ons brein logische principes volgt die tot rationele inzichten leiden. Niets lijkt minder waar. Sommige mensen krijgen posttraumatische stress als ze terugdenken aan de ontvoeringspoging door aliens die ze ‘hebben meegemaakt’. Ze zijn er zó van overtuigd dat ze aan een vreselijk lot zijn ontsnapt dat ze dezelfde symptomen vertonen als personen die in een oorlog een trauma opliepen.

Samenzweringstheorieën worden gevoed door een aantal elementen. Om te beginnen zijn samenzweringen op zich geen fictie, ze gebeuren wel degelijk. Voorts zijn we geneigd om aan elk incident, zoals de verdwijning van vlucht MH370 van Malaysia Airlines, een aanwijsbare oorzaak te koppelen. Weinig mensen hechten geloof aan willekeur bij gebeurtenissen, toeval is geen factor die actief in ons hoofd meespeelt. We willen verbanden zien. De Amerikaanse psycholoog Rob Brotherton zegt dat een belangrijke voedingsbron voor samenzweringstheorieën onze overtuiging is dat we veel meer weten dan we weten. Onze zogenaamde kennis botst dan met wat anderen ons willen wijsmaken. Hij noemt het fenomeen ‘de illusie van begrip’.

Dat weinig realistische aspect van de werking van de hersenen maakt ook een blind geloof in de goedheid van een god (of van verschillende goden) mogelijk. Sommige mensen geloven in horoscopen en waarzeggers, ze puren kennis en gezondheid uit kwakzalverij. Brotherton haalt het voorbeeld aan van een Amerikaanse rapper die er heilig van overtuigd is dat de aarde plat is, en dat de ruimtevaartorganisatie NASA ons probeert wijs te maken dat wij op een bol leven.

Zelfs de wetenschap worstelt met een gebrek aan overtuigingskracht. Er komt zoveel kennis op ons af dat veel mensen verdrinken in de informatie. Niet iedereen is een Charles Darwin, die de gave bezat om uit een massa gegevens de grote lijnen te halen. Wetenschappers zijn het ook zelden allemaal over iets eens. Leken kunnen dus naar hartenlust plukken uit wat ze horen om te versterken wat ze al denken. De wereld is zo complex geworden dat iedereen zijn eigen beeld in zijn hoofd kan creëren, en daar dan niet gemakkelijk meer van afstapt, wegens zogenaamd ‘wetenschappelijk onderbouwd’.

Het vakblad Nature somde eind vorig jaar een aantal wetenschappelijke mythes op die zo hardnekkig zijn dat de kans klein is dat ze ooit zullen verdwijnen. Dat homeopathie werkt, bijvoorbeeld. Ernstiger is de idee-fixe dat een algemene screening voor het opsporen van kankergezwellen altijd nuttig is. Helaas gaat dat slechts op voor een beperkt aantal kankers (zoals long- en darmkanker), maar voor borst- en prostaatkanker lijkt screening meer nadelen dan voordelen te hebben. Desondanks worden op veel plaatsen campagnes opgezet, vooral omdat zowel patiënten als artsen denken dat het geen kwaad kan. De potentiële neveneffecten, zoals dure en risicovolle maar overbodige behandelingen, worden onder de mat van het niet willen weten geveegd.

Eens een mythe zich in de maatschappij genesteld heeft, is ze bijna niet meer uit te roeien, besloot Nature. Integendeel, pogingen om ratio en logica in het verhaal te brengen, maken de mythe vaak nog hardnekkiger. Het internet heeft het een stuk gemakkelijker gemaakt om mythes in te kleden in een verhaal dat mensen geneigd zijn te geloven. Tegenstanders worden afgedaan als actoren die er belang bij hebben om de mythe te bestrijden.

Onze hersenen kunnen hardleers zijn. Ze zijn daar in feite ook voor gemaakt. Hersenen passen zich vlot aan aan nieuwe omstandigheden, maar omdat ze meer prikkels binnenkrijgen dan ze efficiënt kunnen verwerken, hanteren ze systemen om het henzelf (en ons) gemakkelijker te maken.

Zo zou veertig procent van wat we elke dag doen routinematig gebeuren, zonder dat we ons ervan bewust zijn. New Scientist lijstte begin dit jaar enkele voorbeelden op: terwijl we autorijden of onze tanden poetsen, denken we zelden de hele tijd aan het rijden of poetsen zelf – dat gebeurt automatisch. Voor vele van onze routinematige gedragingen draaien we op automatische piloot. Neurologen hebben al een zone in de hersenen aangeduid die daar een sleutelrol in speelt: het striatum. Dat zou ervoor zorgen dat sommige van onze gedragingen ‘tussen haakjes’ worden gezet: we voeren ze nog wel uit, maar we registreren ze niet.

Die automatisering is nuttig om te vermijden dat we overbelast worden door de gewone dingen des levens, maar er is een schaduwkant: het fenomeen maakt het moeilijk om onszelf te verlossen van kwalijke gewoontes, zoals nagelbijten of snoepen. Er is veel bewuste wilskracht nodig om de haakjes die ons brein rond die gewoontes geplaatst heeft, weg te halen. De onbewuste routine kan zelfs drama’s veroorzaken. Dat ondervond een man die zijn baby naar de crèche moest brengen omdat zijn vrouw ziek was, maar onderweg overschakelde naar zijn dagelijkse routine. Hij reed naar zijn werk en vergat het kindje op de achterbank. Het stierf in de wagen door oververhitting.

Niet alleen gewoontes, ook herinneringen kunnen hardnekkig zijn. Wetenschappers hanteren het concept van het ‘neurologische decor’: het geheel aan herinneringen in de hersenen dat een spiegel vormt voor wat iemand ervaart. Alles wat in de hersenen binnenkomt, wordt getoetst aan dat neurologische decor. Omdat niemand hetzelfde neurologische decor heeft, en iedereen verschillende elementen uit zelfs een banaal incident opneemt, ontstaan er evenveel beelden van de wereld als er mensen zijn.

Herinneringen raken in de hersenen ook aan elkaar gelinkt. Zo heeft iedereen liedjes die in zijn hoofd aan een lang vervlogen gebeurtenis gekoppeld zijn. Die koppeling kan zelfs willekeurig gebeuren, zoals iedereen ervaart die zich een droom herinnert. Het gebeurt ook in wakkere toestand, maar dan ervaren we een absurde koppeling niet noodzakelijk als iets vreemds – ze wordt de realiteit. Herinneringen zijn daarenboven een volatiel gegeven: ze worden bijgestuurd naargelang er zich nieuwe ervaringen voordoen. Getuigenissen van een misdaad kunnen minuten na het gebeuren al zo bijgest
uurd zijn dat ze dan al onbetrouwbaar zijn.

Zelfs collectieve herinneringen sluiten niet per se aan bij de realiteit. Dat bleek uit onderzoek naar de overlevering van oorlogsfeiten. Elk betrokken land vult die op zijn eigen manier in, en koestert die versie. Geschiedenis is geen exacte wetenschap, maar een verzameling van verhalen. Mensen die de oorlog beleefden, hanteren ook een ander discours dan mensen die er ver vanaf stonden (of die er achteraf op terugblikken). Dat wordt onder meer duidelijk wanneer men het heeft over het nut van de atoombommen die de Amerikanen op Japan dropten.

Zo’n ‘convergentie van herinneringen in groepsverband’ kan ook voor families gelden, of voor bedrijven. Ze kunnen een proces in onze hersenen versterken dat lange tijd héél belangrijk was voor de bevordering van onze overlevingskansen: de cultivering van vooroordelen. Vorig jaar beschreef Nature Reviews Neuroscience de hersenmechanismen die stereotiepe beeldvorming in de hand werken. Die zijn zo krachtig (en hardnekkig) dat Amerikaanse blanke politiemannen sneller op zwarte mannen schieten omdat ze er automatisch vijandigheid en gevaar aan koppelen – bij ons wordt dat gevoel naar Marokkaanse mannen geventileerd.

Onze hersenen hebben ons miljoenen jaren aangemaand om voorzichtig te zijn met wat we niet kennen. Maar veel van wat ons op die manier in leven hield, is vandaag, in onze complexe samenleving, contraproductief geworden. Bijna iedereen is racistisch, veel hetero’s verzetten zich tegen negatieve ideeën over homoseksualiteit en het blijft voor mannen moeilijk om geen seksistische gevoelens over vrouwen te koesteren. Het groepsgevoel dat zo belangrijk was in de ontwikkeling van de mens wordt bovendien gestuwd door een gemeenschappelijk vijandsbeeld. Dat werkt op het niveau van kleine groepen (voetbalsupporters), maar ook op grote schaal: Amerikanen en Russen waren nooit grotere vrienden dan toen ze een gemeenschappelijke vijand (Duitsers) hadden. Globale wereldvrede lijkt een biologische utopie.

Een sector waarin de clash tussen vermeende rationaliteit en inherente onvoorspelbaarheid maximaal speelt, is de economie. Die wordt steeds meer vergeleken met biologische evolutie: periodes van ogenschijnlijke stabiliteit kunnen bruusk onderbroken worden door een opstoot van chaos en onzekerheid. De wiskundige modellen die de economie beschrijven (en in het beste geval de evolutie van de markten voorspellen), houden te weinig rekening met irrationele aspecten verbonden aan de economische actoren: de mensen met hun emoties, angsten en hebzucht.

De topeconoom van de Bank of England, Andy Haldane, verkondigt al sinds de financiële crisis van 2008 dat de oude economische modellen er foutief van uitgingen dat mensen efficiënte verwerkers van informatie zijn. Ondertussen beseft men dat niets minder waar is, zeker niet als er stress in een systeem komt. Als iedereen rationeel zou acteren, zou de kans op een crash van het systeem klein zijn omdat men de problemen zou zien aankomen. Groepsdynamieken en culturele normen bepalen mee hoe mensen zich gedragen, en die parameters hebben zelden rationaliteit als primair kenmerk. Zo hebben veel mensen een onweerstaanbare neiging om al dan niet vermeend succes of prestige te volgen, wat tot de gekende bubbels in de markten kan leiden. De massa die destijds investeerde in het spraaktechnologiebedrijf Lernout & Hauspie weet wat daarmee wordt bedoeld.

De Amerikaanse evolutiebioloog David Sloan Wilson oppert dat mensen goed zijn in samenwerking in kleine groepen, maar niet op grote schaal, op nationaal of globaal niveau. Daarom is het zo moeilijk om afspraken te maken over de bestrijding van de klimaatopwarming. De Britse econoom Nicholas Stern, die rapporten maakt over de risico’s die aan de klimaatopwarming verbonden zijn, stelt dat irrationeel menselijk gedrag de strijd tegen de uitstoot van broeikasgassen in de weg staat. Daardoor worden belangrijke risicofactoren geminimaliseerd, zoals de kans op conflicten door de grootschalige migratie van mensen die op de vlucht slaan voor droogte.

We maken onszelf dus graag wijs dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen. Daarbij worden we geholpen door het gamma aan mogelijkheden dat onze hersenen ter beschikking stellen: wetenschappers die elkaar tegenspreken, complottheorieën, risico’s op de lange termijn waar weinigen wakker van liggen… Onze hersenen zijn niet geprogrammeerd voor langetermijndenken. Het is een van de redenen waarom er vandaag in ons land zoveel tumult is: mensen zeggen wel dat ze begrijpen dat er langer gewerkt moet worden om de sociale zekerheid betaalbaar te houden, maar als iemand dat in de praktijk wil brengen, steigeren ze en gaan ze staken. Er is de theorie, het conformeren aan wat maatschappelijk wenselijk wordt geacht, en er is de praktijk: iedereen zegt wel dat hij bezorgd is om de komende generaties, maar onze hersenen remmen af als we daar als individu voor moeten inleveren. Het zit in onze natuur.