Geen hartelijke ontvangst van teruggekeerde Joden in België na het einde van WOII

Plaatje hierboven: Kazerne Dossin, Mechelen, in september 1958. Kinderen leggen kransen neer bij de gedenkplaat voor de 25.274 Joden en 354 Roma en Sinti die hier werden verzameld en weggevoerd richting Auschwitz-Birkenau en enkele kleinere kampen [beeldbron: Kazerne Dossin, Fonds Nobels]

Bij de bevrijding in september 1944 was de Joodse gemeenschap in Antwerpen zeer zwaar getroffen, maar het Joodse leven in de stad hernam verrassend snel.

Toen de Duitse bezetter begin september 1944 Antwerpen verliet, was de metropool “Judenrein”. Officieel was er geen Joods leven meer in de stad. De Joodse verenigingen waren op Duits bevel ontbonden en de gebedshuizen waren gesloten. De ondergedoken Joden in de stad liepen tot het allerlaatst gevaar, mede door het virulent antisemitisme onder de lokale collaborateurs. Een dag voor de bevrijders in Antwerpen aankwamen, op 3 september 1944, schoten Vlaamse SS’ers nog een oude Joodse man dood en verwondden zijn vrouw.

Onder de joden die naar Antwerpen (terug-)kwamen, kunnen we drie groepen onderscheiden. Een eerste groep waren diegenen die de oorlog in de clandestiniteit in België overleefd hadden. Na de bevrijding kwamen ze uit hun schuilplaatsen tevoorschijn. Een tweede groep waren de overlevenden van de kampen die vanaf april 1945 arriveerden. Een derde groep betrof joden die terugkeerden uit hun buitenlandse toevluchtsoorden, zoals de Verenigde Staten, Cuba, Groot-Brittannië en Zwitserland.

Plaatje hierboven: Antwerpen, 18 februari 1943 (?), Plantin & Moretuslei nr. 54. Jodentransport in een open wagen naar de Dossin Kazerne te Mechelen waar ze zullen vastgehouden worden tot hun deportatie per trein naar het concentratiekamp Auschwitz in Polen [beeldbron: EOS]

In Antwerpen hadden de joodse ondergedokenen tot op het laatste ogenblik gevaar gelopen, mede door het virulent antisemitisme onder de lokale collaborateurs. Zo getuigde na de bevrijding Simon B. over de arrestatie van zijn bejaarde ouders op 31 augustus 1944. Zij werden door vier Vlaamse SS’ers, een lid van de VNV-militie de Zwarte Brigade en een Duitser weggehaald en naar het hoofdkwartier van de SSVlaanderen in de Quellinstraat 37 gevoerd. Op 3 september, na drie dagen zonder eten te zijn opgesloten, werden zij naar de Kruisschans gebracht. De vader werd er doodgeschoten, de moeder zwaar gewond. Eén dag later werd Antwerpen bevrijd.

Ook onder het leger van de geallieerden bevonden zich Antwerpse joden. De Antwerpse socialistische krant Volksgazet schetste op 7 september 1944 een tragisch relaas onder de titel : “Een Belgisch Soldaat komt thuis – Hij vindt zijne joodsche ouders niet”. De soldaat in kwestie was onmiddellijk naar het huis van zijn ouders gesneld :

Vier jaar lang had hij in zijn verbeelding de huiskamer gezien, de keuken, zijn slaapkamer. Toen hij voor de woonst verscheen, was zij gesloten. Op zijn bellen kwam niemand openen. Buren snelden buiten en herkenden hem. Hun begroeting was hartelijk, maar hun gelaat ernstig: zij moesten hem mededelen dat zijn ouders waren weggevoerd, dat de meubelen waren weggehaald. Een soldaat kwam thuis. Zal hij zijn ouders weerzien?

Een van de eerste prioriteiten van teruggekeerde joden was bij de politie of het verzet aangifte doen van afpersing of (dreiging tot) verklikking tijdens de bezetting. De aangiften geven een idee over de dramatische oorlogstoestand in Antwerpen. Joden waren ‘outcasts’ die stilaan maar zeker in de clandestiniteit waren beland, ten prooi aan oplichters en verraders – soms onbekenden, maar evenzeer buren. Zolang de bezetting duurde was het aangeven van afpersing en verklikking onmogelijk. Pas na de bevrijding konden de ondergedoken joden openlijk praten en gerechtigheid vragen voor het hun aangedane onrecht.

Plaatje hierboven: Pamflet uitgegeven door de collaboratiegroep Volksverwering geleid door René Lambrichts, waarin wordt opgeroepen op om naar de antisemitische film ‘De Eeuwige Jood’ (Der Ewige Jude van Fritz Hippler) te gaan kijken die op 6 april 1941 werd vertoond in Cinema Rex. Na de oorlog werd Lambrichts tot levenslang veroordeeld. Vijf jaar later was hij alweer vrij [beeldbron: Cahiers des Mémoirs]

Ook het terug verkrijgen– of eerder het niet-terug verkrijgen van goederen zorgde voor enorme problemen, zowel met de niet-Joodse zogenoemde “bew-ariërs”, als door bureaucratische en juridische procedures. Joodse woningen waren leeggeroofd en intussen door anderen bewoond. Bij het terugvragen van hun in bewaring gegeven goederen werden Joden soms hardhandig aan de deur gezet.

Een Joodse koppel klopte tevergeefs aan bij de man bij wie hun meubels in bewaring waren gegeven en kreeg met geweld te maken:

Hij trok mijn echtgenoot bij zijn baard en plaatste hem verder tegen de muur. [Hij] riep ons dan ook toe dat hij er zou voor gezorgd hebben dat ik met mijn man in een concentratiekamp zou worden opgesloten, en waarop mijn man hem dan antwoordde dat hij dan eerst moest wachten totdat de Duitschers hier terugkwamen.

Stilaan sijpelden echter berichten over de vernietigingskampen binnen. Begin december 1944 publiceerde de Volksgazet een artikel over het opgraven van 1.250.000 lijken dicht bij het kamp Maldanek (Majdanek) en over de aanwezigheid van gas en vergif voor het doden van 4 miljoen mensen.

Ongeveer twee maand later, op 24 januari 1945, blokletterde de krant op de voorpagina “Zes duizend Slachtoffers in een Gaskamer – nieuw Duitsch gruwelrecord” over een gaskamer in de Elzas, bij Lotzweiler. Op 5 februari volgde, zonder verdere details, een hele lijst van door de Russen bevrijde kampen. Nog enkele dagen later publiceerde de krant over Auschwitz en het verbranden van kinderen.

Welke verklaringen kunnen we aanreiken voor de duidelijk orthodoxe stempel die Antwerpen na de bevrijding kenmerkt? Vooreerst was er het linkse actieveld omzeggens volledig vernietigd. De laagste geledingen op de sociale ladder waren verhoudingsgewijs veel sterker getroffen door de jodenvervolging en judeocide.

Plaatje hierboven: Antwerpen, april 1941. Nazi-collaborateurs en andere antisemieten vernielen de synagoge aan de Van den Nestlei [beeldbron: Canvas]

Het vooroorlogse kleurrijke en bloeiende socialistische en communistische joodse verenigingsleven was na de oorlog herleid tot een kleine groep die nooit de impact zou heroveren die het voor de oorlog had. De zionistische activiteit werd nu haast volledig gedomineerd door de religieuze Mizrachi.

Twee migratiegolven, eind de jaren 1940 en in de tweede helft van de jaren 1950, bestendigden het orthodox karakter van Antwerpen. Toen vestigden zich een scala van streng orthodoxe en chassidische bewegingen in de metropool. Er is enerzijds een continuïteit met het verleden, met name het gegeven dat ook voor de oorlog religie belangrijk was in Antwerpen.

Anderzijds, en deze factor weegt toch zwaarder door, vormt de Tweede Wereldoorlog een breekpunt in de geschiedenis van de joodse aanwezigheid in Antwerpen. Na de menselijke verliezen en de afbraak van het verenigingsleven, het trauma van de jodenvervolging en judeocide, affirmeerde zich een steeds sterker joodsbewustzijn. In Antwerpen, meer dan in welke andere stad in België, uitte dat joods-zijn zich in de religie.

door Veerle Vanden Daelen

Plaatje hierboven: Foto links: Antisemitische treinticketjes worden voor de oorlog bij Joden in de bus gestopt. Foto midden: Joden reageren met een eigen treinticketje.
Foto rechts: Volksverwering is de aanstoker van deze actie [beeldbron: © Collectie Stadsarchief Antwerpen]


Bronnen:

Een reactie achterlaten