‘Overal barakken, zover het oog reikte. Lage, bakstenen barakken in de velden. Overal modder en tenten, waarin we ons moesten uitkleden. Maar je moreel was al gebroken.’
‘Toen al?’
‘Inderdaad. Je kon niet meer nadenken. Je stelde niets meer voor… Je voelde dat een enorme, onafwendbare ramp je overviel. Je moest alles gewoon ondergaan. Later zouden we misschien nog iets kunnen doen, maar nu niet.’