Baden met cyaankali wordt aangeraden op zaterdag lees ik in de Revue Comique van 1934. Ik zak en val in slaap. Lachgas. Misdadig mooi. De waanzin van de middagzon. Het knikkebolt van rohypnol. De fanfare speelt een harde wals. De kathedraal valt om. Achttien doden in mijn droom. Ik stik. Word opgepakt. De binnenkoer. De wasplaats. Met een wandeling tweedaags. Nog geen bezoek. De ziekenboeg. Voor wie lucide met zijn benen is, te troebel in het hoofd.
Een bed met prikkeldraad staat op de expo instituut Guislain voor simultaan gebruik. Vergeet het luik niet. Sluiten na de instap. Zonder schoenen aub. Uw neus niet snuiten in de lakens. Handen hoger. Benen strekken. Ademen als de beesten. Braaf zijn ezels. Hier waakt dokter Dood. Hij spuit en prikt. Ook in ons fluit, nietwaar Henri.
Vergeet je pillen niet Henri. Je pyjama zit onder vieze vlekken. Slof zo niet begot. Je kop gaat rieken man. Bezie je handen, bid niet meer onnozelaar. Je haar is dwaas gekamd. Ben jij een kieken of een haan? Je bent een zieke kakelaar Henri. Melaats. Je lichaam is een open graf. Het stinkt als een riool. Bekijk het meisje als je op haar stoot. Naomi (21) is de naam. Ons laatste avondmaal. Een bordendraagster zonder witte schort. Alleen een kapje op, een topje en een shortje. Marvin Gaye werd hier genezen, sexueel geheeld. Zijn vader doodde hem daarna. De dans op het leprozenbal. De schaamte en de smaad. Omwille van de zwartman, andere smaak. Zoals ons moeder en haar zoon. Mijn broer matroos. Zij slapen samen, doodgewoon. Ik sta te kijk Henri. Ik ben zo stom als jij mijnheer de zot. De bomen in met pa en ma. Het bos is in verwachting van de blote benen. Kom en loop met mij mijn vriend. Haar rokken achterna.
Ik hol met Henri door het bos. Hij draagt zijn oude jogging. In zijn jacht op haar. Zijn adem jonger als hij lacht. Ik hou hem aan zijn oorring vast. Het bos draaft als een blinde mistweg over in de stad. De stad staat warm en stil, ze wacht op ons. Wij barsten van de dorst. Wij drinken dik het water van haar borsten, inderdaad zo nieuw als wat. Dat proef je toch Henri. Het wit van whiskymelk. Je mag niet droevig zijn. Word dronken hoerenzoon. Ik ben niet triest nog niet. Je moet je mond afvegen man. De ziekenwagen in.
Sirenes. Buiten zingen luide negers. Witte blues van Hoegaarden. Ze smoren Kent met munt. Ze kunnen Vlaams. Ze kennen Brenda, bruine huid en heet en Servisch. Alles kan bij haar, ook gratis met wat hasj. Niet roken hier Henri. Je hebt je gat verbrand. Je pillen man. Je bent een sloddervos. Je bed in godverdomme. Daarna kan je kiezen. Prikkeldraad? Cyaankali? Je moet je haasten jong, ik slaap vannacht bij haar. Je moeder, die bedoel ik.