Ik lag wakker en ik dacht
aan mijn gedichten op de laptop
die onrustig bakten en hun rijm
verfijnden zonder mij terwijl jij
met je billen stootte
tot ik groter werd: ik zag mij
groeien tot de hoogste poëzie
ik mikte in het donker
op de eerste prijs: een reis met jou
door Belgenbos- en dal en verder
naar het noorden bij tonton Nobel

jij wipte op mij warm en blij
tot ik vanuit de diepste kunst
nog hoger daalde in je blote putje
op dit podium tot scoren overging
voor geld en belgerinkel dik gewin
ik schudde heftig met mijn scrotum
als de winnaar van de Coupe Jartel
een velokoers voor wie zich stevig
in het zadel van je dijen hijst
ik hijgde op pedalen in de penetratie
van de afdaling: de laatste rechte lijn
met krijt getrokken stijf van aandacht
in je driehoek honderd meter van de aankomst
klopte ik mijn voorste wiel voorbij je knieën
met mijn handen in de lucht werd ik ontvangen
op applaus van televisie en geleerden
uit de academie van het dichterslied

ik zag de tranen rollen uit je plooien achteraf
ik sprak: is dat niet straf die symbiose
tussen sport en van mijn kloten maken
tot de woorden prijs gaan rijden in je glij-

moeras – je lachte stil de roze rimpels dicht

ik wist je liggen: ik had goed gemikt en
met mijn schrijverspik je vijver volgevist
mijn voorjaar kon niet stuk – ik snikte
van de endorfines en jij likte aan mijn lid-
kaart van het dichterssyndicaat – ik viel
gelukkig slap in slaap en snurkte als een lul