Luc Dardenne: Youssouf bepaalt wie een goeie moslim is en wie niet. Onze Ahmed is jong en vatbaar en wil de beste leerling zijn, de zuiverste in de leer, hij die het dichtst bij Allah staat. Hij is gevoelig voor dat ideaal en begrijpt niet dat anderen daar niet gevoelig voor zijn. De kracht van de imam is dat hij dat aanvoelt. Het religieuze discours staat ook toe om het absolute te promoten, en dat is veel makkelijker dan de democratie te promoten. In een democratie is het absolute onbereikbaar, je bent verplicht om almaar weer te onderhandelen. Er is geen paradijs, het is grijsheid troef. We behelpen ons, we doen ons best en daar moeten we het mee doen. Daarom noemen we onze film ‘een lofzang op de onzuiverheid’. Is het onzuiver om een hand te geven aan een afvallige vrouw? Nee, dat is het leven.
Fatwa, een Tunesische coproductie waar jullie bij betrokken waren, suggereerde dat er niets mis is met de betrachting een goede moslim te zijn, maar dat de ellende begint wanneer een fundamentalist komt vertellen wat je moet doen en laten om een goede moslim te zijn.
Jean-Pierre Dardenne: Het wordt gevaarlijk wanneer een religie élk domein wil behelzen en dus totalitair wordt. Ten tijde van de USSR kwamen sommige mensen met het argument af dat dat niet het ware communisme was. Maar wat is het ware communisme dan wel? Telkens als communisten een land besturen, is het slecht afgelopen. De geschiedenis heeft ons geleerd dat totalitarisme problematisch is. Het duldt geen afwijking, geen anders-zijn. Binnen een totalitair systeem ben je nooit goed genoeg.
Na terreuraanslagen hoor je vaak: ‘dit is onze godsdienst niet.’ Daar ben ik het mee eens: de islam roept niet op om mensen te doden. Maar wat met de fatwa tegen Salman Rushdie? Dat gebeurde niet in mijn naam, hé, dat gebeurde in naam van de islam. Beweren dat er géén link is met godsdienst slaat nergens op. Dat is heel het punt van onze film. In denk dat de islam nog een lange weg heeft af te leggen.