Citaat uit de folder “Holocaust – Politie – Mensenrechten”
(Kazerne Dossin Mechelen)
“Deze goede vaders en lieve echtgenoten hebben zich onder invloed van heel wat factoren tot massamoordenaars ontpopt. Zij gehoorzamen aan een autoriteit en conformeren zich aan hun groep. Het is een proces van learning by doing, imiteren wat ze de leden van hun netwerk zien doen. Nochtans hebben mensen een aangeboren reflex om andere mensen niet te mishandelen of te doden. Om hun natuurlijke remming bij doden en mishandelen van mensen te neutraliseren, hanteren moordenaars bewust of onbewust cognitieve technieken: “Het is niet onze verantwoordelijkheid, wij voeren enkel de bevelen uit” (ontkenning van verantwoordelijkheid). “Eigenlijk is het een werk van barmhartigheid dat we gehandicapten doden” (ontkenning van schade of nadeel), “Als wij ze niet doden, zullen zij ons onderdrukken en doden” (ontkenning van slachtofferschap), “Jullie beschuldigen ons, maar aan jullie handen kleeft evenveel bloed” (veroordelen van de veroordelaars), “Gott mitt uns” (beroep op supra-individuele ficties als ras, natie, volk, wetenschap…), “Zij zijn geen mensen zoals ik, maar ratten, bacillen, parasieten,…” (het ontmenselijken van het slachtoffer). Zo wordt een nieuw ethisch systeem geïntroduceerd: de daders zijn ervan overtuigd dat hun werk gerechtvaardigd en moreel “goed” is. Het moordproces is trouwens zo opgesplitst, geautomatiseerd, gedelegeerd en geïnstrumentaliseerd dat het doden makkelijker wordt. Bovendien treedt ook nog fragmentatie op, een psychologisch verdedigingsmechanisme dat nuttig is voor mensen met psychisch belastende beroepen zoals chirurgen, politiemensen of brandweerlui. Door gescheiden compartimenten in hun geest te maken ‘besmet’ datgene wat ze in hun beroep meemaken hun privé-leven niet. Ditzelfde mechanisme zorgt ervoor dat een SS-er die vreselijke dingen doet, daarnaast een goede vader en echtgenoot kan zijn.”