Er was nogal wat te doen geweest over de uitdeling van de sterren. Aanvankelijk had de verordening bepaald dat de Joden hun ster moesten afhalen bij de gemeente waar ze waren ingeschreven. Op 4 juni kondigde de Brusselse Conferentie van Burgemeesters echter problemen aan met de distributie van de sterren. Het was niet duidelijk of hier humane, principiële redenen, juridische motieven of overbelasting van de diensten aan ten grondslag lagen. Brussel telde inmiddels een grote Joodse bevolking (ongeveer 22.000) en de uitdeling zou een enorme werklast opleveren. Een dag later schreef de Conferentie echter nadrukkelijk aan de Oberfeldkommandatur (OFK): ‘Wij kunnen het niet opbrengen ons te lenen tot een maatregel die een dergelijke directe aanval vormt op de menselijke waardigheid, wie het ook zij.’
Dat betekende dat de Oberfeldkommandatur de distributie zelf voor zijn rekening moest nemen. Door gebrek aan voorraad en omdat de mensen niet kwamen opdagen – velen durfden hun ster niet bij de Kommandatur af te halen – had de OFK op 10 juni pas 672 sterren uitgedeeld. De OFK gaf de moed op en belastte de VJB (Vereniging van Joden in België) met de uitdeling.