Jarenlang hebben de vragen – waarom de Joden? waarom verzetten de mensen zich niet? – mij als student, maar ook als journalist en bewoner van het Midden-Oosten beziggehouden.
Ik kreeg in mijn jeugd standaardantwoorden op die vragen. Mensen zochten zondebokken en als volk zonder eigen staat die hun rechten zou beschermen, waren de Joden ideale slachtoffers. Het Jodendom was in het gedachtengoed van de nazi’s geen godsdienst, maar een ras waaraan een scala van negatieve stereotypen werd toegeschreven. Hitler en het nationaalsocialisme baseerden zich op de ideeën van het Duitse sociaal darwinisme uit het einde van negentiende eeuw. In deze leer werd een ras gedefinieerd op basis van stereotypen, uiterlijke etnische kenmerken, gedrag en cultuur. Dat zouden vaste gegevens zijn, die geworteld zijn in een soort biologisch erfgoed dat ongevoelig is voor de invloed van omgeving, ontwikkeling en socialisatie.
De nazi’s geloofden dat superieure rassen, de ariërs (zoals zijzelf), niet alleen het recht hadden, maar ook de plicht om inferieure rassen te onderdrukken en zelfs uit te roeien. De Joden waren voor hen vijand nummer 1. De nazi’s geloofden dat de Joden gebruik en misbruik maakten van de regering, de wetgeving, van burgerrechten en internationale vrede om het rassenbewustzijn van superieure rassen door assimilatie te verontreinigen en uiteindelijk uit te roeien. Dus moest je ze voor zijn en ze vernietigen.