Het joods-humanisme had daarin tijdens het Interbellum een ‘verbindende en overstijgende kracht’. Op het Europese vasteland smeedden ze via hun kunstzinnig voetbal een uniek verbond. Ze koppelden ondernemersgeest aan levensgenot en inzet voor de wereldvrede en democratie.
Ze bestreden hun achterstelling en discriminatie onder meer via het voetbal, dat later door de nazi’s als das Judenspiel zou worden gebrandmerkt. Daarmee beïnvloedden ze blijvend zowel Pelé als Johan Cruijff – de beste voetballers van de twintigste eeuw. Of: over de verborgen geschiedenis van het vrije joodse voetbal.
Walther en Kurt
In 1900 stichtten de studenten Walther Bensemann en Kurt Landauer een nietig voetbalclubje: FC Bayern München. Alleen via het voetbal konden joodse jongeren zich destijds verenigingen. Landauer propageerde wedstrijden met Zuid-Amerikaanse, Engelse en Oost-Europese topteams en leidde Bayern in 1932 naar een eerste landskampioenschap.
Bensemann is in wezen de belangrijkste man geweest uit de Duitse voetbalgeschiedenis. Hij verbond het voetbal met zijn internationale vredesboodschap. Hij gaf het jonge Duitse spel een gezicht: dat van de dissidente tegenstroom, van de vrije meningsuiting en van het jeugdig individualisme. Dat lag niet voor de hand in het militaristische keizerrijk van voor 1914, waar voetbal als een vreemde – lees Britse – en ongedisciplineerde sport werd beschouwd die de jeugd op slechte gedachten bracht.
Het charisma van Walther Bensemann smokkelde de nieuwe sportgeest binnen. Hij kweekte belangstelling voor ‘the Celtic passing game’: ofwel de artistieke voetbalopvatting die de draak stak met het hoekige, conservatieve Engelse spel en het antwoord was van Schotten en Ieren op hun minderwaardige positie in het Verenigd Koninkrijk. Die visie bloeide in Duitsland open tijdens de Weimarrepubliek, tussen 1921 en 1933.
Kosmopoliet en voetballer
Walther Bensemann werd in 1873 in Berlijn geboren als kind van een joodse familie. Hij volgde les aan een Engelse school in Genève, waar hij het wereldbeeld van het voetbal ontdekte: tolerantie, humanisme en lichaamsbeweging. In het uitmuntende naslagwerk Davidstern und Lederball (2003) doet auteur Dietrisch Schulze-Marmeling uit de doeken hoe Bensemann met zijn voetbalweekblad Kicker tussen 1920 en 1933 zijn publiek in talrijke artikelen op zijn idealen trakteerde: professioneel voetbal als amusement voor het publiek, als opvoedkundig project voor de jeugd, als middel tot internationale contacten en wereldvrede.
Bensemann, kosmopoliet en levensgenieter, zag in het voetbal een pacifistische troefkaart voor een land dat de wereld in de grote oorlog had gesleurd. Hij inspireerde tijdens de Weimarrepubliek talrijke idealisten die het geloof in de voetbalsport rondbazuinden tot in de kleinste dorpjes van het nieuwe en de oorlogswonden likkende Duitsland. In 1918 waren 200.000 mensen lid van een voetbalclub, tien jaar later liefst 800.000 en in 1931 werd de grens van het miljoen overschreden.
Voetbal groeide uit tot een massafenomeen. Arbeiders, burgers en intellectuelen verenigden zich met duizenden in de stadions en op de velden, en onder hen opvallend veel vrouwen.
Voetbal als modern leven
Het prettig gestoorde voetbalfanatisme van de jaren twintig was een onderdeel van de algemene zucht naar moderniteit. De mensen waren de oude gezagsverhoudingen beu en wilden vrijheid. Voetbal vertegenwoordigde vooral in de grote steden de doorbraak van een nieuwe levensstijl: vrijetijdsbesteding, lichaamscultuur, wereldvrede.
Het succes van de joods-liberale voetbalclubs FC Nürnberg, Eintracht Frankfurt en Bayern München vervolledigde de emancipatie. De machtsovername van Adolf Hitler in 1933 gaf de doodsteek aan Bensemanns concept. De ‘Judenclubs’ werden ontmanteld en de sfeer in de stadions weerspiegelde van dan af die van de straat: spelers en publiek begroetten elkaar onder luid ‘Sieg-Heil’-gebrul met de gestrekte arm.
Bensemann en Landauer restte slechts de vernederende vlucht. De familie van Landauer overleefde de gaskamers niet. Bensemann overleed in 1934, kort na het bijwonen van de strijd om de wereldbeker in Mussolini’s Italië. Vanuit de zelfgekozen ballingschap in Zwitserland bleef hij in zijn verhalen onvermoeid hameren op het fascistische gevaar. Het misbruik van ‘zijn’ voetbalsport als propagandawapen voor een dictatuur werd hem fataal.
Il Grande Torino
Il Grande Torino bevrijdde na de val van Benito Mussolini tussen 1943 en 1949 met zes kampioenstitels op rij het Italiaanse voetbal van zijn fascistische dictaat. De fascinerende stijl van Torino – genotsvol voetbal, vertrekkend vanuit de ‘genius’ Mazzola – brak ostentatief met het verleden. Het weerspiegelde toekomstvisioenen en vervulde het land opnieuw met trots. Il Grande Torino gold als belangrijkste exportproduct van het naoorlogse Italië en trok met exhibitiewedstrijden een spoor van vriendschappelijkheid en Wiedergutmachung door Europa.
Voorzitter Feruccio Novo was een succesvol bedrijfsleider en stamde uit de stroming van Il Risorgimento, een door de componist Verdi geïnspireerde sociaal-liberale vernieuwingsbeweging voor vrijheid, vooruitgang en democratie.
De toets van Erbstein
In 1937 contacteerde Novo coach Ernest Egri Erbstein, een joodse wereldburger uit Boedapest. In 1939 sloeg hij noodgedwongen op de vlucht voor Mussolini’s antisemitische wetten. Hij dook vijf jaar onder in zijn vaderland en overleefde in de clandestiniteit, met steun van Novo. De Gestapo zat hem op de hielen, arresteerde hem in 1944, maar hij wist uit het concentratiekamp te ontsnappen. Een desolate zwerftocht voerde hem opnieuw naar Turijn, waar Novo hem na de geallieerde overrompeling aan de borst drukte.
Erbstein was zijn tijd ver vooruit. Hij linkte zijn vooruitstrevende voetbalgedachten aan psychologische inzichten. Raakte geboeid door het leven van zijn spelers. Hij streefde een rust brengende relatie met hen na en hunkerde naar sierlijkheid. Zijn belangrijkste aandachtspunt luidde: de beweging van de bal, gedragen door de ‘genius’ van het elftal.
Op 4 mei 1949 was alles voorbij. Toen vloog het vliegtuig van de club zich te pletter op een heuvel in de buurt van Turijn. Niemand overleefde de ramp. Torino speelde benefietwedstrijden ten bate van de families van gevallen partizanen en verbond zich met de vrijzinnige linkerzijde. Met Il Grande Torino schitterde even de renaissance in het calcio, dat vervolgens de weg naar het catenaccio insloeg.