Column uit Knack van 11 januari door Peter CASTEELS
Er valt altijd wel iets te lachen.
Patrick De Witte (pdw) trad één keer per jaar op als stand-upcomedian om zichzelf eraan te herinneren dat er weinig zo moeilijk was als mensen doen lachen. Denk ik. Hij vertelde het ooit in een interview, of zo heb ik het in ieder geval toch onthouden. Het schiet mij nog heel regelmatig te binnen. De Witte had onnoemelijk veel meer verstand van humor dan ik, maar toch vind ik bitter weinig bewijsmateriaal voor zijn stelling.
De laatste keer dat ik er weer aan begon te twijfelen, was tijdens de oudejaarsconference van Michael Van Peel. Nu Geert Hoste een jaartje oversloeg, viel des te meer op dat Van Peel slechts een alternatief is voor mensen die zich in de eerste plaats in zijn linksige standpunten herkennen. Echt veel geestiger zijn z’n grappen niet. Maar wat bleek? Ik bevond mij in de Arenbergschouwburg in een zee van lachende mensen. Vanaf dat Van Peel opkomt tot hij zijn slotnummer aan de piano zingt, wordt er gelachen, gegierd en gebruld. En niet alleen met grappen, hoor. Een onnozel stemmetje, of een Antwerps accent is al genoeg om het publiek te doen schuddebuiken.
Als dat aartsmoeilijk is, is lesgeven dat ook. Net zoals een leerkracht zijn leerlingen duidelijk moet maken dat ze niet zijn gekomen om naar hém te luisteren, moeten cabaretiers uitstralen dat zijzelf niet de grap van de avond zijn. Het kleinste teken van onzekerheid of twijfel kan een leerkracht evengoed fataal worden. Maar zodra hij de aandacht van zijn publiek heeft, komt een comedian met alles weg.
Is dat dan de moeilijkheid waar De Witte zo tegen opkeek? Ik weet het niet. Ook in theaterzalen waar ernstige voorstellingen worden gespeeld, heeft het publiek doorgaans aan een knipoog of een raar uitgesproken woord genoeg om in lachen uit te barsten. Zelfs maar de suggestie dat er net een pointe van een grap is verteld – wat met de juiste intonatie eenvoudig valt op te wekken – doet mensen grinniken. Ze lijken wel geconditioneerd te zijn zoals de hond van Pavlov, of willen de andere toeschouwers graag duidelijk maken dat zij de grap zeker ook hebben begrepen.
Ik zag onlangs Paterson, een film over een buschauffeur die wel heel stille ambities heeft als dichter. Hoewel ik nog altijd niet goed weet waar die film precies over ging, was het duidelijk dat er diepzinnige levenswijsheden in verscholen zaten. Maar iemand in de zaal had besloten dat het een komedie was. Een vrouw lachte hard en enthousiast met het kleinste snippertje dat voor humor door kon gaan: een wat verbaasde blik van Paterson, of elk shot van de inwonende hond. Een hond mee de scène op tijdens een volgende conference, ’t is maar een idee.