Ondertussen kwam een belangrijke godsdienstige tweedeling van de westerse en oriëntaalse wereld tot stand door de Arabisch-islamitische veroveringen van grote gebieden rond de Middellandse Zee en van Spanje (711 van de gebruikelijke jaartelling), vanaf die tijd door de christenen het ‘Moorse’ Spanje genoemd. Joden konden in deze gebieden – met uitzonderingen – in betrekkelijke rust leven, dit in schrille tegenstelling tot landen waar christelijke heersers aan de macht waren. Zo kon Spanje een voornaam Joods centrum worden van dichters en geleerden op Joods en (medisch) wetenschappelijk gebied. Deze bloei was mede te danken aan het verval van de Joodse gemeenschap in Babylonië, waar de laatste belangrijke academie, die van Poembedita, in 1038 haar poorten sloot.