‘Mensen met een ongeneeslijke ziekte vormen een gemakkelijke prooi. Ze willen alles proberen, liever dan zich neer te leggen bij een slechte prognose’, schrijft Marleen Finoulst, hoofdredacteur van Bodytalk.
We weten heel veel over risicofactoren voor kanker. Sigaretten en asbest verhogen het risico op longkanker, te veel alcohol op leverkanker, te veel bewerkt rood vlees op darmkanker, te veel zon op huidkanker… Dat klopt voor bevolkingsgroepen, maar laat niet toe uitspraken te doen over een individu.
Als iemand met kanker geconfronteerd wordt, kun je zelden achterhalen wat precies heeft meegespeeld om die tumor te doen groeien. Te veel gerookt? Te veel rood vlees gegeten? Te veel gedronken? Seks met te veel verschillende bedpartners? Als mensen geen duidelijke verklaring krijgen voor hun ziekte, zijn ze geneigd die zelf te zoeken. Met onzekerheid kunnen we nu eenmaal moeilijk om. Als de dokter het niet meer goed weet, dan zoeken patiënten zelf een therapie. Dokter Google biedt vaak een hele rist mirakeloplossingen. Of vrienden en kennissen geven goedbedoelde raad: informatie over therapieën en therapeuten waarover ze iets gelezen of gehoord hebben en waardoor mensen met precies dezelfde kwaal helemaal genazen.
Daar sta je dan als kankerpatiënt. Je gaat twijfelen aan je arts en zoekt naar een tweede, derde of zelfs vierde opinie. Het is je goed recht om andere experts te raadplegen, maar je kunt daar niet eindeloos mee doorgaan. Als drie artsen vertellen dat de kanker inoperabel is, en de vierde overtuigt je van het tegendeel, dan is de kans groot dat deze laatste de bal misslaat. Koester argwaan wanneer je een niet-conventionele behandeling wordt voorgesteld die je volledige genezing belooft en tonnen geld kost.
Mensen met een ongeneeslijke ziekte vormen een gemakkelijke prooi. Ze willen alles proberen, liever dan zich neer te leggen bij een slechte prognose. Beter iets dan niets, maken ze zichzelf wijs. In geval van kanker is niets soms beter dan iets. ‘Het is niet omdat de medische wetenschap het niet onderzocht heeft dat het niet werkt’, is een veel gehoord argument van mensen in wanhoop. Ze hebben een punt: de werking van veel niet-conventionele therapieën werd nooit fatsoenlijk onderzocht. Maar dat is geen reden om het wel te geloven. Als iemand je wijsmaakt dat je kanker kunt genezen door 100 rode ballonnen op te blazen, dan geloof je dat toch ook niet, terwijl dat evenmin onderzocht werd?
Klassieke geneeskunde heeft vaak te weinig aandacht voor angst en misvattingen, en daar kunnen niet-conventionele therapeuten een verzachtende rol spelen.
Veel niet-conventionele kankertherapieën zijn even absurd als 100 ballonnen opblazen, alleen zie je het op dat moment niet helder. Als ze kanker echt zouden kunnen genezen, dan hadden de bedenkers allang kosten gemaakt om zelf vergelijkende studies op te zetten om hun behandeling te bewijzen en wereldkundig te maken. Dan waren de therapieën ondertussen conventioneel.
Toch kunnen niet-conventionele therapieën waardevol zijn. Nu lijken klassieke en alternatieve therapieën twee verschillende werelden, terwijl ze van elkaar kunnen leren. Klassieke geneeskunde heeft vaak te weinig aandacht voor angst en misvattingen, en daar kunnen niet-conventionele therapeuten bijvoorbeeld een verzachtende rol spelen. Kankerpatiënten verdienen het beste van twee werelden.