Weekend Knack – artikel van Dirk Draulans

Wat gebeurt er in ons hoofd wanneer we goed doen voor anderen ?
En waarom geeft ons dat een goed gevoel ? Een analyse van biopsycholoog Rudi D’Hooge.

Het was opvallend hoe dat ene beeld een verschil maakte : de foto van de kleine Syrische jongen Aylan die dood op een Turks strand lag, beroerde wereldwijd de gemoederen en weekte een golf van solidariteit voor Syrische vluchtelingen los, ondanks het feit dat er de voorbije jaren al vele duizenden vluchtelingen in de Middellandse Zee verdronken zijn. Maar Aylan was een herkenbaar individu met een herkenbaar verhaal, vooral omdat zijn vader prominent in de media werd opgevoerd. Mensen togen plotseling zo massaal om te helpen naar het Brusselse park waar toen veel Syrische vluchtelingen kampeerden, dat hulporganisaties moesten oproepen om geen kleren meer te brengen en niet op eigen initiatief hulp te willen bieden.

“Uniek aan de mens is dat we ons goed kunnen inleven in de gevoelens van anderen”, legt biopsycholoog Rudi D’Hooge van de KU Leuven uit. ‘Sommige organisaties spelen daar op in wanneer ze beelden tonen van mensen of kinderen in nood. Wij zijn meer dan andere dieren in staat om empathie te tonen. Empathie maakt het mogelijk dat we elkaar begrijpen en dat we op elkaars gevoelens kunnen reageren. Daar zijn diverse zones in de hersenen bij betrokken, onder meer die waar de spiegelneuronen zitten. Empathie laat ons toe ons te spiegelen aan de gevoelens van anderen en ons in hun situatie in te leven.”

Individuele verschillen in sociaal gedrag kunnen gekoppeld worden aan verschillen in de werking van de hersenen. “Keuzes met betrekking tot vrijgevigheid worden bij volwassenen gestuurd vanuit de prefrontale cortex – dat is de recentste aanwinst van onze hersenen, dus de meest menselijke”, stelt Rudi D’Hooge. “Studies waarbij de activiteit van de hersenen in beeld wordt gebracht, illustreren dat er andere frontale processen spelen bij mensen die altruïstisch gedrag vertonen dan bij mensen die voor zichzelf zorgen. De invloed van opvoeding die er uiteraard ook is, speelt wellicht via de sturing van die frontale mechanismen.”

Het warme gevoel dat veel mensen krijgen wanneer ze een goede daad doen, kan worden teruggevoerd tot wat er gebeurt in de beloningscentra van onze hersenen : “Er zijn aanwijzingen dat sociaal gedrag, gestuurd vanuit de prefrontale cortex, het zogenaamde VTA-dopaminesysteem stimuleert en zo positieve emoties oproept. Dat systeem produceert de belangrijke boodschappermolecule dopamine en stuurt vertakkingen uit naar alle relevante zones van de hersenen. Er is ook een grote rol weggelegd voor het hormoon oxytocine, dat wordt geproduceerd in de hypofyse – een aanhangsel van de hersenen waarin hormonen worden gemaakt. In de hersenen zelf interageert het met dopamine om het belonende effect van goed gedrag op te drijven. Als wij zelf door anderen geholpen worden, zal datzelfde oxytocine vrijkomen, waardoor we ook meer geneigd zullen zijn anderen te gaan helpen. Liefdadigheid lokt dus liefdadigheid uit, waardoor we ons allemaal beter gaan voelen.”

Rudi D’Hooge verwijst ten slotte naar studies uit onder meer het wetenschappelijke topvakblad Science, waarin effectief werd aangetoond dat mensen die veel geven aan goede doelen, zich over het algemeen gelukkiger voelen dan mensen die dat niet doen. “De algemene bewering dat geld niet gelukkig maakt, schijnt te kloppen. Mensen die veel nadenken over hun geld, veel spenderen aan zichzelf en aan materiële dingen, zijn over het algemeen ongelukkiger dan mensen die veel weggeven. Maar zoals altijd en overal is hier zowel een aangeboren component in het spel als een effect van de opvoeding en de omgeving waarin iemand terechtkomt. Ons hoofd reageert altijd op de context waarin het moet opereren.”