Leerkrachten die geconfronteerd worden met het verzet van hun leerlingen tegen de wetenschappelijke methode of die de evolutietheorie rabiaat verwerpen, kunnen geïnformeerd worden over het werk van de twaalfde-eeuwse moslimfilosoof Abu ‘l-Walïd Muhammad ibn Ahmad ibn Rushd, beter bekend als Averroes, die de legitieme rol van de rede binnen een geloofsgemeenschap bepleitte of van de baanbrekende veertiende-eeuwse islamitische historicus Ibn Kahldun. Hij wordt beschouwd als een van de grondleggers van de historische en wetenschappelijke methode en zelfs van wat we vandaag als sociologie kennen. In zijn Muqaddimah is zelfs een voorafspiegeling van de evolutietheorie van Darwin terug te vinden. Zo beweerde Ibn Kahldun dat alles wat bestaat zich langzaam ontwikkelt in een proces waarbij het ene stadium in zich de voorbereiding draagt van de volgende stadia van ontwikkeling. Daaruit concludeerde Ibn Kahldun onder meer dat de mens zich ontwikkelt uit de ‘wereld van de apen’.

Darwin en zijn tijdgenoten waren overigens op de hoogte van de belangstelling van islamwetenschappers voor evolutie. Darwin kende Arabisch en kon zich op de authentieke geschriften van moslimgeleerden baseren. De Brits-Amerikaanse wetenschapper John William Draper, een tijdgenoot van Darwin, schreef over wat hij de ‘Mohammedaanse theorie van evolutie’ noemde in 1874: ‘Onze moderne doctrines over evolutie en ontwikkeling werden in hun scholen onderwezen. In werkelijkheid gingen zij veel verder dan wij door ze uit te breiden tot anorganische of minerale zaken.’ Volgens Draper had in de negentiende eeuw de ‘intellectuele beweging van het christendom een punt bereikt dat de Arabieren al bereikt hadden in de tiende en elfde eeuw; en doctrines die toen bediscussieerd werden, worden vandaag opnieuw bekeken, zoals evolutie, creatie en ontwikkeling.’