De nieuwe wereldheersers: het tijdperk van globalisering én digitalisering

uit Knack van 22 april 2015 – door Thomas SCHULZ – deel 2

Moeten we bang zijn bij de gedachte aan een getechnologiseerd ‘Tomorrowland’? Of moeten we er juist naar hunkeren, omdat het ons meer welstand brengt? Vier ontmoetingen met prominente denkers geven inkijk in hun agenda.

Ray Kurzweil: de profeet van Google

Bijna iedereen is het erover eens dat Ray Kurzweil een genie is. Hij is hoofdingenieur bij Google, is negentien keer doctor honoris causa, heeft de flatbedscanner en de eerste speech synthesizer uitgevonden, en heeft nog tientallen andere patenten. Enkele jaren geleden kwam hij tot de slotsom: in het jaar 2029 zullen computers alles kunnen wat ook mensen kunnen, alleen beter.

Kurzweil is 67 jaar, maar hij is zo alert en energiek als iemand van 35. Tenger, met dun haar en een hoekige bril die je aan Woody Allen doet denken. Elke dag slikt hij 150 pillen, vitaminen, mineralen en enzymen, en injecteert hij zich met dubieuze supplementen. Hij wil het zo lang uitzingen tot de technologie in staat is om het menselijke leven te verlengen, en dat zal volgens hem niet lang meer duren. Tenslotte werken Google en een dozijn andere bedrijven op volle toeren om het verouderingsproces te stoppen en om kanker uit de wereld te helpen.

Het radicale vooruitgangsgeloof was altijd al de voornaamste eigenschap van Silicon Valley, sinds ingenieurs hier vijftig jaar geleden de eerste microchips begonnen te fabriceren, sinds Steve Jobs en Steve Wozniak hun eerste Apple-computer ineen knutselden in een garage. Een jaar of tien geleden vatte Kurzweil dat technologische optimisme in één enkel begrip: singulariteit. Het woord beschrijft het moment in de toekomst waarop mens en machine zo met elkaar vergroeid raken dat de mens met een knal naar het volgende beschavingsniveau gekatapulteerd wordt. Het gaat om een soort kettingreactie die veroorzaakt wordt door technologieën die elkaar wederzijds versnellen, die in één klap mogelijk maken wat tot nu toe alleen in sciencefictionromans bestond: denkende machines, verlengd leven, driedimensionale hologrammen. Noem het een digitale oerknal. ‘De technologische omwenteling zal zo snel gaan dat het leven van de mens onherroepelijk veranderd wordt’, schrijft Kurzweil in zijn boek The Singularity Is Near: When Humans Transcend Biology (2005).

Kurzweil geeft al lang prognoses over de toekomst van de technologie. Zeker niet altijd maar wel vaak had hij het bij het rechte eind. In 1990 voorspelde hij dat de computer acht jaar later de mens in het schaakspel zou verslaan. In 1997 was het zover. Hij hield vol dat het internet de wereld zou veranderen zodra het door een paar honderd academici gebruikt zou worden. Hij had het over cyberchauffeurs die in staat zouden zijn auto’s te besturen.

Telkens weer werd Kurzweil uitgelachen: het waren de ideeën van een fantast. Ook nu nog, alleen stiller. ‘Mijn ideeën zijn niet radicaal meer’, zegt hij met een zachte stem. Hij is geen missionaris, geen vlammende profeet, hij haalt zijn schouders op: het is wel mooi als zijn wereldvisie door steeds meer mensen wordt gedeeld.

De idee van de singulariteit zal minder gek klinken naarmate de digitalisering veld wint. De rekenkracht en de vermogens van machines nemen spectaculair toe, gedeeltelijk dankzij de wet van Moore die zegt dat het prestatievermogen van computerchips om de twee jaar verdubbelt. Een processor uit 2014 bezit 32 miljoen keer meer rekenvermogen dan de eerste Intelchip uit 1971. Tegelijk zijn snellere en betere computers maar de voedingsbodem voor bijkomende technologieën die tegenwoordig zowat exploderen: netwerken, robotica, geneeskunde, materiaalwetenschappen, biotechnologie. Al die domeinen beïnvloeden elkaar. De gevolgen daarvan zijn moeilijk in te schatten. Psychologen en sociologen wijten dat aan de menselijke evolutie. De laatste 100.000 jaar verliep het verleden lokaal en schijnbaar lineair. Maar plots verloopt het beschavingsproces globaal en exponentieel. Kurzweil illustreert dat met een voorbeeld. Wie dertig lineaire stappen doet, legt dertig meter af. Wie dertig exponentiële stappen doet, legt een miljard meter af. Wie kan dat nog bijhouden? Voorlopig slaagt zelfs de digitale avant-garde daar niet in. Als je bij de hightechgiganten met informatici en ingenieurs spreekt, zie je ze vaak wat onzeker grijnzen, euforisch en tegelijk geschrokken dat het allemaal zo snel gaat.

De evolutie van commercieel verhandelbare draagbare computer tot iPhone heeft een dikke twintig jaar geduurd. Ook smartphones worden in een steeds sneller tempo verbeterd. Over 25 jaar, zeggen de uitvinders in Silicon Valley, zullen we zelfs geen toestellen meer mee hoeven te zeulen. Verwacht wordt dat ze worden afgelost door moleculaire computers en biometrische sensoren die met de ons omringende wereld verweven zijn.

Zes jaar geleden stichtte Kurzweil, samen met een handvol partners en dankzij een financiële injectie van Google, de Singularity University, die managers en pioniers aan het verstand moet brengen dat ze niet langer lineair mogen denken. De deelnemers wordt in cursussen ingehamerd dat ze een bedrijf moeten oprichten dat over tien jaar een miljard mensen bereikt. De vraag die iedereen zich moet stellen is: hoe kan ik iets ondernemen wat invloed heeft op de hele mensheid?

Zaakvoerder van de Singularity University is Peter Diamandis, arts en raketingenieur. ‘Vroeger moest je Coca-Cola zijn om in Afrika een miljard mensen te bereiken. Binnenkort hebben een miljard Afrikanen een mobieltje’, zegt Diamandis. Dat is de filosofie van de digitalisering: iedereen die in het netwerk zit, wordt een potentiële koper, klant, consument maar ook aanbrenger van ideeën. Iedereen kan een aanhanger van het geloof in een betere wereld worden. ‘In de komende jaren zullen een paar miljard mensen extra online zijn. De wereld zal veranderen door w
at ze kopen, en door wat ze uitvinden.’ Diamandis is ervan overtuigd: ‘Over tien jaar zal 40 procent van wat nu de grootste 500 bedrijven ter wereld zijn niet meer meespelen.’