Hij is een zenuwpees. Of zijn loon reeds gestort is. Dat wil hij als een bezetene weten. Twee dagen continu op PC-banking tokkelen. De toon stijgt. De muziek gaat crescendo. Tot de verlossende bingo. L’argent est tombé, comme disent les Wallons. Kassa kassa voor zijn hart. Gemoedsrust. Decompressie. Hij wil op reis. Met dat verse geld. De reisbureau’s zijn eindeloos beschikbaar. Overal schijnt de zon. Ook in de sneeuw. Het ijs smelt hem in de mond. Hij zoekt wijn en water inbegrepen. Exclusief excursies. Liefst topless toegelaten.
Oeps, blote vrouwen paraderen op een strand. Meerkost. Het mag iets minder zijn voor hem. Eén naakt volstaat. Hij mailt haar of ze meegaat. Van dan tot dan. En van hier tot ginder. Op vier wielen. Daarna velo rijden in de velden. Hij pusht haar wat. Rustig bergop.
Ze maalt met haar lange benen tot in maart. Met wat goeie wil volgt ze zijn grillen tot in april. Eer de meimaand aanvangt wenst hij nest te maken. Een Spaans dak boven zijn hoofd. Castagnetten en lange siestas in een fermette. Zij trotseert de hitte. Zijn zin.
Hij is een stier die aanvalt op de rode vlag. Het vaandel van de vlucht. Onvast vanop de grond naar het ijle van de lucht. Hij loopt met kastelen rond zijn kop. Zijn ogen zijn een ophaalbrug. De dag moet stuk. Hij kraakt het werk vandaag. Voor de waan van morgen. Arme dwaas. Dat is het laatste wat zij schrijft. Zij wil wel mee op reis. Maar graag geen polonaise aan haar lijf. Zij vraagt om pauzes. Oponthoud in deze tijd. Zij leert hem rustig wat geduld is. Trager spreken. Langzaam leven man. Haal adem en een nieuwe blik. Ze zal hem helpen. Stop de stress. Ultieme test. Hij is bereid tot overgave. Aan haar offer.
Schoon akkoord. Zij stript vanavond in slow motion. Dat belooft ze. Mooi zo.