“Wij zijn ook uitzonderlijk omdat we een van de weinig diersoorten zijn die een verregaande specialisatie in haar activiteiten heeft kunnen inbouwen. Sociale insecten hebben dat ook, die hebben kinderverzorgsters en politiedieren en soldaten en voedselzoekers en gidsen die speuren naar nieuwe nestplaatsen. (…) Bij ons is hyperspecialisatie ontstaan. Dat moet waarschijnlijk vroeg begonnen zijn, in onze prehistorie. We kunnen ons goed voorstellen hoe de notie van specialisatie en vakbekwaamheid aanleiding gaf tot de eerste vormen van handel, ruilhandel uiteraard.
Bij de meeste andere soorten werken de darwiaanse principes van natuurlijke en seksuele selectie zo dat ze wel variatie in stand houden, maar dat ze toch naar uniformiteit neigen, omdat degenen die het best aangepast zijn altijd de meeste nakomelingen krijgen, waardoor er druk is in de richting van iedereen hetzelfde te laten doen. Wij hebben dat proces doorbroken. Wij doen allemaal iets anders, wij proberen ons toe te spitsen op wat we het best kunnen. Wij dragen allemaal ons steentje bij. Wij werken voor mensen die we nooit te zien of te horen krijgen, zelfs niet op Facebook, maar tegelijk zijn we afhankelijk van de inzet van een anonieme massa. Wij zijn zo ultrasociaal geworden dat we voor het behoud van onze comfortabele overlevingsstandaard afhankelijk zijn van mensen die we niet kennen.”