Nu was ik niet meer te stuiten, zo murw was ik.
‘Ik heb de preken van beroepsmoralisten niet nodig om te weten hoe ik me moet gedragen. En een God heb ik daar zeker niet voor nodig. Ik ben heel goed in staat een moreel leven te leiden zonder waarde te hechten aan ideeën die niet verifieerbaar zijn, zich aan alle geloofwaardigheid onttrekken en, naar mijn mening, niets meer zijn dan sprookjes voor kinderen waar volwassenen in geloven en die niet beter onderbouwd zijn dan het geloof in het kerstmannetje.’

‘Bertrand Russel, filosoof, wiskundige én Nobelprijswinnaar,  stelt dat godsdienst eerst en vooral gebaseerd is op angst – angst voor het onbekende, angst voor het verval, angst voor de dood. Angst, zegt Russel, is de bron van wreedheid, en het is dan ook geen wonder dat wreedheid en godsdienst al eeuwen samengaan. Verover de wereld met intelligentie, zegt Russel, niet door slaafse onderwerping aan de doodsangst die samenhangt met het leven op de wereld. Het hele godsbegrip, besluit hij, is de vrije mens onwaardig.’