Uit ‘Waarover men niet spreekt’ door Wim Van Rooy
De regimepers is er dus om dat alles uit te braken en mee deel uit te maken van de postmoderne vorm van macht. Een droevig exemplaar van deze hybride kaste is de zure uitvreter en verbale oplichter Hugo Camps, de man wiens cursiefjes in De Morgen afgescheiden lijken door een dronken computer, die in een uitzinnige taal de geprogrammeerde codes aflevert die de machthebbers graag horen, ook al schoffeert hij ze, en die teert op zijn eigen banale zelfmanifestatie.
Deze farceur is exemplarisch voor de synergie van macht en intellectuele pose. Hij weet het alleen zelf niet, verstrikt als hij is in het eigen narcistisch-verwarde brein en in de zwarte gat-logorrhea waarin de waarheid volledig wordt opgeslokt.
Een ander exempel is of was kunstpaus en belgicistische hofmaker Jan Hoet, een getalenteerd charlatan, die telkens als hij wat kwam ratelen de hoofdrol vertolkte in aftands boulevardtheater. Maar hij mocht bij de koningin op bezoek, net zoals de sluwe volksjongen Jan Fabre, en dan is de artistieke progressiviteit waarmee ze worden geassocieerd ver te zoeken. Opportunisme is het voornaamste kenmerk van deze ijdeltuiterige betweters.