Uit ‘Waarover men niet spreekt’ door Wim Van Rooy

Een vriend van me, de Amsterdamse cineast Roelf-Jan Wentholt, reikte mij een psychologische verklaring aan: juist het meest evidente moet worden ontkend om zo te tonen dat men slimmer is dan de tegenpartij.
Heel extreem zie je dat in Amsterdam bij homo’s die het opnemen voor hun doodsvijanden, de islamieten. Zij pochen op die manier over hun intelligentie. Zij laten zien dat zij zaken opmerken die anderen niet begrijpen. Zij kunnen zich echter helemaal niet voorstellen dat zij in een islamitische staat zouden worden opgehangen, want zij erkennen het bestaan van die stugge en vervelende zaak genaamd ‘de werkelijkheid’ niet. En als ze een tijdje op je inpraten en je de moeite neemt om naar hen te luisteren, dan is het effect op de geest verlammend en duizelingwekkend. Zo lijkt het erop dat de linkse industrie in de ban is geraakt van een collectief delirium of dat ze het slachtoffer is geworden van culturele afasie. Dat heeft haar ogen blind gemaakt voor datgene waarvan ze meent dat het haar core business is: het bekampen van onrecht en van het inhumane. Dat proces heeft ze in een verbijsterende dialectiek omgekeerd, waardoor ze nu het humanisme denkt te verdedigen door de achterlijkheid recht van spreken te geven.