De verspulling heeft een hoogtepunt bereikt
Uit Knack van 02 maart 2016 – door ESTHER BIJLO – ©Trouw
De westerse consument stikt van de spullen. Of anders gezegd, stikt erin. Dat maakt ongelukkig, schrijft trendvoorspeller James Wallman in een pas verschenen boek. Tijd om te ontspullen.
‘Pas op! Te veel spullen bezitten is schadelijk voor uw gezondheid.’ Zo’n waarschuwing in vette zwarte letters, net als op pakjes sigaretten, zou op veel dingen niet misstaan. De westerse mens gaat gebukt onder een enorme hoeveelheid rommel. Overconsumptie is een aandoening, net zo ernstig als obesitas. Het maakt ongelukkig, depressief, angstig, kan zelfs dodelijk zijn en is ook nog eens slecht voor het milieu.
Boude stellingen, van de Amerikaanse schrijver en trendvoorspeller James Wallman. Hij schreef het boek Stuffocation, dat net uit is in Nederland. Stuffocation, een samentrekking van stuff en suffocation, betekent letterlijk: stikken in de spullen. Het is niet goed te vertalen, ‘verspulling’ komt in de buurt.
What’s new, zou je zeggen. Een dikke eeuw geleden kwam de Amerikaanse econoom Thorstein Veblen al met de term ‘conspicuous consumption’, opzichtige consumptie. Hij liet de evolutionaire principes van Charles Darwin los op de economie en zag dat mensen − rijk en arm − op jacht naar status en aanzien allerlei onzinnige dingen aanschaffen. Dat leidt tot ‘opzichtige verspilling’, tandenknarste Veblen.
Ook Wallman kan het moeilijk aanzien. Een eeuw later is er volgens hem wel veel meer over het probleem te zeggen. De consumptie is in die honderd jaar tot ongekende hoogten gestegen. Een teveel aan spullen maakt ongelukkig, onderbouwt hij met recent onderzoek. Psychologen bijvoorbeeld toonden met hormoonmetingen aan dat rommel stress veroorzaakt en andersom. Mensen moeten iets met de spullen: gebruiken, opruimen, onderhouden. Dat kost allemaal tijd en energie.
Antropologen onderzochten huishoudens uit de Amerikaanse middenklasse als ware het een stam in de binnenlanden van Indonesië. Ze observeerden, telden spullen, hielden de activiteiten van de bewoners minutieus bij. Dat leverde volgens de wetenschappers verbijsterende resultaten op. Het kleinste huis, van 90 vierkante meter, bevatte alleen al in de twee slaapkamers en de woonkamer 2260 dingen. En dat waren dan de zichtbare spullen, de onderzoekers hadden afgesproken niet de kasten en de laden open te trekken. Driekwart van de families hadden zo veel spullen dat de garage helemaal volgepakt stond en de auto buiten moest overnachten. Hoewel ze flitsende barbecuesets hadden, brachten de volwassenen gemiddeld slechts vijftien minuten per week in hun eigen tuin door.
De laatste constatering is de grote drijfveer voor trendwatcher Wallman. Iets doen of iets ervaren, levert mensen meer voldoening op dan iets kopen of hebben. Het is zijn overtuiging, maar ook die probeert hij met onderzoek te staven. Hij ziet als voorspeller een kleine voorhoede, de minimalisten, die zich al proberen te ontdoen van hun materiële welvaart. Ze geven hun geld liever uit aan ‘ervaringen’, belevenissen zoals reizen, een festival bezoeken, etentjes organiseren. En wonen kleiner, vaak in steden waar ‘belevenissen’ voor het oprapen liggen.
Alleen, hoe kom je ervan af, van de aandoening ‘spullen verzamelen’? Dat kan rigoureus. Wallman beschrijft het experiment van twee vrienden die alles wat ze hadden in dozen stopten. In hun kale, lege huis, pakten ze vervolgens alleen uit de dozen wat ze nodig hadden. Een tandenborstel, een bord, een stoel. Dat was verrassend weinig en ze voelden zich er verbazingwekkend goed bij. Anderen zoeken het in tellen en boksen tegen elkaar op met hoe weinig dingen ze toe kunnen: 69, 100, 288. Dat leidt dan wel weer tot gekibbel over definities: tellen de laptop en het noodzakelijke snoer om hem op te laden voor één ding of voor twee? De ‘opzichtige consumptie’ van eerst lijkt hier vervangen door ‘opzichtige anticonsumptie’, net zo darwinistisch status najagen maar dan met zo min mogelijk spullen.
Een andere radicale stap is ‘het simpele leven’. In de meest extreme vorm je terugtrekken in het bos, zelf hout hakken, groenten verbouwen, vruchten plukken. Een romantisch ideaal, maar moeilijk om vol te houden. Hoe doe je dat eigenlijk, een bruikbare voorraad brandstof opbouwen om de winter door te komen? Daarnaast doemen voor de moderne mens weer lastige keuzes op: mag je eerst lekker shoppen bij de outdoorwinkel om vervolgens te gaan survivallen, veilig met de mobiele telefoon in de waterdichte, maar toch ademende jas.
De minimalisten zetten een trend, maar een begaanbare weg voor de doorsnee westerse burger is het niet, erkent Wallman. Tellen kan wel nuttig zijn voor bewustwording. Kijk rond in je huis, leg vast wat je allemaal hebt, of het rondslingert of op een eigen plek ligt en wat je er (niet) mee doet. Een goed begin is de sokkentest. Wallman kwam tot 39 paar: 30 paar voor dagelijks gebruik, twee paar sportsokken (voor die ene keer per jaar dat hij squasht), een paar fietssokken (bestaan die?), drie paar voetbalsokken, waarvan een paar ‘sentimentele’ vol met gaten (van zijn vader) en dan nog drie paar skisokken op de vliering.
Doe weg wat je niet gebruikt. ‘Ontspullen’, is zijn devies. Zodat er ruimte in het hoofd en in de agenda komt voor blijmakende activiteiten. Wordt, kortom, een ‘experientialist’. Ook weer lastig te vertalen, zoiets als een ‘ervaarder’, ‘belevenisser’, ‘mens die iets meemaakt’. Natuurlijk steekt ook hier Darwin de kop op. Lekker vrienden de ogen uitsteken met een foto van een bountystrand of een filmpje van de hipste yogatraining. Dankzij Facebook en andere platforms ook onmiddellijk wereldkundig te maken.
Niks aan te doen, haalt Wallman de schouders op. De mens is nu eenmaal een paradijsvogeltje dat wil imponeren. Toch valt het najagen van belevenissen te verkiezen boven spullen. Ervaringen zijn lastiger in geld uit te drukken, van belevenissen worden mensen hoe dan ook gelukkiger dan van materie en het is ook nog eens beter voor de planeet.