‘De doorsneekiezers die schreeuwen om verandering willen geen leiders, maar clowns’
‘Wat is de offerbereidheid van de doorsneekiezer die schreeuwt om verandering?’ vraagt Jonathan Holslag (VUB) zich af. ‘Hoe meer ik erover peins, hoe meer ik me niet van de indruk kan ontdoen dat het overwegend gaat om watjes.’
Onlangs belandde ik in een kroeg bij het station in Leuven, zo’n plek waar een rechte Stella nog steeds geen twee euro kost. Een van de gasten had me herkend als de man die op de televisie komt praten over China en er ontspon zich een boeiend gesprek. De mannen – want de toogpopulatie was even masculien als die van een doorsnee Turks theehuis – vroegen me honderduit en leken vooral op zoek naar bevestiging dat de wereld kapot gaat en dat dat vooral hun schuld niet was. De rijken, de migranten, de politici, op die van het Vlaams Belang na: ze moesten het allemaal ontgelden. ‘Je kunt van ons toch niet verwachten dat wij de wereld gaan veranderen?’ Dat misschien niet, maar eenieder kan ze minstens helpen te veranderen. De discussie gaf mij te denken: dient de ogenschijnlijke strijdbaarheid van populistische partijen niet gewoon om het gebrek aan strijdbaarheid en engagement van de kiezers te verdoezelen?
De steun voor populistische partijen blijft groot. Voorlopig was ik geneigd om dat enigszins begripvol te benaderen: de remedies die populistische partijen voorstellen zijn vaak kortzichtig, maar de ongerustheid van hun kiezers, die is te begrijpen. Als je voor een klein inkomen moet concurreren met nog goedkopere buitenlandse arbeidskrachten, dan is migratie een bedreiging. Als de overheid niet in staat blijkt de baten van de globalisering goed te verdelen, de markt eerlijk in te richten of om te gaan met de effecten van automatisering, dan is dat opnieuw een bedreiging voor vele mensen. De globalisering waarbij de correcte werking van de markt wordt verhinderd door monopolisten en dumpingbeleid van staten vormt wederom een bedreiging voor onze welvaart. Kortom: er is genoeg om ons zorgen om te maken. En omdat de centrumpartijen de voorbije decennia onvoldoende oplossingen hebben aangereikt, zo meende ik, is het geen verrassing dat mensen zoeken naar alternatieven op de extreme flanken van het politieke spectrum.
Maar wat verwachten de kiezers van populistische en vaak extremistische partijen? Verwachten ze echte oplossingen voor de diepe oorzaken van de onzekerheid? We moeten front vormen, de rangen sluiten en patriottisch zijn, oreren populistische politici. Maar de meeste kiezers verzuipen in individualisme en lijken even achterdochtig tegenover hun blanke medemens als tegenover vreemdelingen, laat staan dat zij elkaar aanspreken of zich engageren, bijvoorbeeld als ouders op school. We moeten ten strijde trekken, roepen diezelfde populistische politici, onze belangen en waarden verdedigen. Maar de heldhaftigheid van de meesten van hun kiezers gaat niet veel verder dan schunnige opmerkingen op Facebook, terwijl ze het in hun broek doen als ze daar achteraf door een cameraploeg mee worden geconfronteerd. We moeten de welvaart eerlijk verdelen. De graaiers en de profiteurs moeten eruit, klinkt het opnieuw. Maar hun kiezers gebruiken hun welvaart vooral om de rijken nog rijker te maken, shoppen zich te pletter bij buitenlandse ketens en vergapen zich aan de blingbling van het voetbal en de showbizz. Brood en spelen! De kiezers zijn zogezegd anti-establishment, maar ze maken het establishment nog rijker en vertonen hetzelfde parasitaire gedrag op kleinere schaal: pauperparasitisme.
Wat is de offerbereidheid van de doorsneekiezer die schreeuwt om verandering? Hoe meer ik erover peins, hoe meer ik me niet van de indruk kan ontdoen dat het overwegend gaat om watjes. Ik vind er geen ander woord voor. Watjes die geen leiders willen, maar clowns, nepleiders en demagogen, een schijnbaar brede rug om achter weg te kruipen, een brulboei om het gekerm te overstemmen: de Boris Johnsons en Donald Trumps van deze wereld. Het zou interessant onderzoek opleveren om eens na te gaan wat de kiezers van populistische en extremistische partijen drijft: de drang om een onethisch, egoïstisch systeem te veranderen, of de hoop vooral hun eigen egoïstisch gedrag in stand te houden, de hoop op argumenten om de stasis te rechtvaardigen, de hoop op argumenten om zélf niets te hoeven doen.
Het was Aristoteles die al op die keerzijde van de democratie wees: ‘Mensen zijn geneigd hun plichten te negeren en van anderen te verwachten die na te komen.’ Als demagogen hen daarin bevestigen, worden de belangrijkste bestanddelen van een democratie ondermijnd: eer, recht, bezit en, het belangrijkste van al, de deugd. In de loop van de geschiedenis is men dit zelfs als een onafwendbaar patroon gaan beschouwen: de morele aftakeling, de anarchie, de val en vervolgens ofwel de wederopstanding of de inlijving door een andere samenleving. Macht verdwijnt met de deugd.