We zagen het van achter het raam, verlamd van afgrijzen. We konden niets anders doen dan toekijken. We konden zelfs niet achteruit deinzen om in het verborgene te blijven. Een oude rabbijn met de thora bleef staan om een jonge vrouw met een krijsende peuter te helpen en ze werden alle drie geëxecuteerd. Een grijsaard in een verschoten uniform van het Poolse leger uit de vorige oorlog liep met zijn manke been langs de bewakers. Ook hij werd niet snel genoeg bevonden. De zon scheen op hen allen neer en het stof daalde neer in poelen bloed.
Tegen die tijd huilden we alle vier onbeheerst. Helen lag op haar knieën in de armen van haar moeder te snikken. Janina wendde haar blik af. Maar ik bleef kijken, met mijn neus tegen het raam. Toen ik me tegen het glas drukte, zag ik een officier een zwiepende armbeweging maken en iets wat op een grote vogel leek de lucht in gooien. Met zijn andere hand richtte hij zijn pistool en de vogel stortte naast zijn schreeuwende moeder neer. Toen schoot hij de moeder ook dood.
Maar het was geen vogel, het was geen vogel. Het was geen vogel.