Uit Knack 18 november 2015

Dit keer mogen we na de initiële verontwaardiging niet weer wegzakken in onverschilligheid, vindt Jonathan Holslag.
‘We moeten het gevoel van solidariteit vasthouden en ermee aan de slag gaan’, schrijft hij.

Jonathan Holslag (1981) is professor internationale betrekkingen aan de VUB. Recent verscheen zijn essay Vlaanderen 2055.

Tijdens het voorbije trieste weekend voelden we ons allemaal verbonden met de slachtoffers van de aanslagen in Parijs. Stel je voor dat het je kind, vader, moeder of vriend was geweest. Facebook veranderde in blauw, wit en rood. Velen van ons zetten ook een rouwlint bij onze profielfoto. Net zoals in 2004 nadat 191 mensen waren omgekomen bij de aanslagen in Madrid, in 2005 toen er 52 slachtoffers vielen in Londen, vorig jaar toen vlucht MH-17 werd neergehaald boven Oekraïne en ook nog begin dit jaar na de aanslag op Charlie Hebdo. Steeds piekte de verontwaardiging even, maar daarna stortten we ons weer gewillig in de banaliteit van de K3-verkiezingen en Boer zkt vrouw. Hoeveel terreur hebben we nog nodig om wakker te schieten?

Na elke aanslag komt een schare experts verkondigen dat het allemaal wel meevalt: sinds 2004 kwamen er in Europa jaarlijks gemiddeld 40 mensen om door terrorisme, terwijl er 30.000 in het verkeer stierven. Een ander argument is dat de meeste aanslagen buiten Europa plaatsvinden. In Azië en Afrika, waar vorig jaar meer dan 14.000 mensen omkwamen bij terreuraanslagen. Bovendien lieten minstens 30.000 onschuldige burgers het leven door vergeldingsoperaties tegen terreur, vooral in Syrië, Irak en Palestina. Daarna volgt steevast de conclusie dat we die terroristische aanslagen aan onze eigen domme interventies te danken hebben.

Dat kan allemaal wel waar zijn, maar toch hebben we reden om ons zorgen te maken. Veel zorgen. Het aantal gefrustreerde jongeren in onze steden is aan het toenemen. We staan op het punt om weer massamigratie toe te laten zonder dat er een degelijk plan is voor de integratie van die mensen. De Europese economische stagnatie maakt het ook moeilijker om de belangen van de huidige Europeanen te verzoenen met die van nieuwkomers. Daarnaast zal de komende generatie opgezadeld worden met de gevolgen van de bevolkingsexplosie in een context van ontbering aan de andere kant van de Middellandse Zee. Dat wordt een enorme uitdaging.

We kunnen het ons dus echt niet veroorloven om weer onderuit te zakken in onze luie stoel en weg te zappen naar het soort van beuzelarij dat mensen hersendood maakt. We mogen de solidaire verontwaardiging niet inruilen voor passief individualisme en we mogen de dreigingen niet wegrelativeren. We moeten het gevoel van verbondenheid en solidariteit vasthouden en er op een verstandigere manier mee aan de slag gaan.

Als onze minister van Binnenlandse Zaken zegt dat hij Molenbeek wil ‘opkuisen’, geef ik hem gelijk. De kern van radicale ronselaars moet eruit. Maar ‘opkuis’ betekent ook dat er een forse inspanning moet worden geleverd om samen met de bewoners de strijd tegen verloedering aan te gaan. De vele werkloze mannen moeten worden ingeschakeld om eindelijk eens deftige scholen voor hun kinderen te bouwen en om de verkrotting aan te pakken. Men moet de vele werkloze huismoeders hun maatschappelijke verantwoordelijkheid laten opnemen door de taal te leren, een opleiding te volgen, een zaak te helpen opstarten of desnoods een handje mee te helpen in scholen en ziekenhuizen. En als we op dat vlak vooruitgang boeken, willen we er dan eindelijk eens mee ophouden om een pakjesleverancier die bij ons thuis aanbelt met de nek aan te kijken omdat hij er toevallig Maghrebijns uitziet?

Aanslagen zoals die in Parijs zouden ons moeten doen inzien dat vrede, veiligheid, mensenrechten, mededogen en democratie geen verworvenheden zijn. Die waarden worden op verschillende manieren aangetast, maar toch vooral door onverschilligheid. Door ons onderwijs, onze openbare media, onze cultuur en de inzet van alle mensen van goede wil moeten we van onze samenleving weer een hechte waardengemeenschap maken, waarin waarden over alle religies heen beleefd en verdedigd worden. Op dat vlak kunnen we veel leren van de Verenigde Staten, waar het geen zier uitmaakt of je een hoofddoek of een keppel draagt zolang je maar als een patriot achter de kernwaarden staat.

En laten we dan meteen ook eens komaf maken met de hardnekkige mythe dat de islam een religie van geweld is en daardoor incompatibel is met democratie. Geweld, bloederig geweld, wordt in alle heilige schriften gepredikt: van de Koran over de Mahabharata tot het Oude Testament. Logisch, want de tijd waarin die boeken geschreven werden, was gewelddadig en bruut. Vandaag zijn er in Europa veel meer jongeren met een islamitische of Arabische achtergrond die assertief uiting geven aan de westerse waarden dan aan religieus extremisme. Ga maar eens na. Tegenover elke radicaal als Abu Imran staan mensen als Rachida Aziz, Montasser AlDe’emeh, Bilal Benyaich en Soumia el Majdoub.

We moeten dus koste wat het kost vermijden dat we het ene monster door het andere vervangen: het islamitische radicalisme door anti-islamitisch radicalisme. Als we nood hebben aan een ‘anti’, dan is dat wel anti-radicalisme. Onze huidige Europese waarden hebben we te danken aan de matiging na twee gruwelijke oorlogen. Laten we die in godsnaam niet verliezen. Ik voel steeds meer dat een grote groep Europeanen zegt: ‘de beuk erin’ en ‘grenzen dicht’. Ik begrijp dat ook. Het is noodzakelijk dat we de Europese buitengrenzen beter gaan bewaken, dat we vluchtelingen grondig doorlichten en mogelijke terroristen uitschakelen. Maar laten we toch niet de illusie wekken dat de 28 Europese lilliputterlandjes dat elk op eigen houtje kunnen.

Op korte termijn is het schijnnationalisme dat in vele landen aan een opgang bezig is een veel grotere bedreiging voor onze welvaart en veiligheid. Met schijnnationalisme bedoel ik het soort van leiderschap dat heel kritisch doet over Europa maar zelf geen alternatief biedt. Leiderschap dat de strijd aanbindt met een handvol terroristen maar weigert de strijd aan te gaan met de decadentie, de verloedering en de economische kwetsbaarheid van de eigen samenleving. Het grijpt de strijd tegen terreur zelfs aan om een veel uitdagendere opdracht te ontlopen: het opbouwen van een sterke Europese alliantie van waarden en belangen, van een samenhangende samenleving met burgers die hun verantwoordelijkheid opnemen. Zelfs met forten aan de grenzen gaat een samenleving ten onder als burgerschap, trots en verantwoordelijkheidszin verdwijnen. Kijk maar naar België: we maken er een institutioneel gekkenhuis van en staan er dan van te kijken dat niemand zijn verantwoordelijkheid opneemt.

Om een sterk veiligheidsbeleid op te zetten, heb je een sterke samenleving nodig. Voor mij zijn de mogelijkheden heel duidelijk: ofwel vormen we onze naburige landen op termijn om tot een welvarende Europese invloedssfeer, ofwel laten we dat gebied verder ontaarden tot een broeinest van terreur en ee
n uitvalsbasis voor andere grootmachten om ons verder in het nauw te drijven. Op korte termijn kunnen we de vluchtelingenstroom proberen te controleren, maar wie denkt anderhalf miljard mensen op lange termijn met prikkeldraad te kunnen tegenhouden, maakt zichzelf iets wijs. Wie denkt een land als Egypte te kunnen stabiliseren met enkele miljarden euro’s steun aan een nieuwe dictator of het extremisme te stoppen en tezelfdertijd Golfsjeiks rijk te maken met energiecontracten, vergist zich eveneens. We hebben nood aan een nieuw meesterplan voor de regio: een plan om het Midden-Oosten en Noord-Afrika de komende decennia te transformeren.

Er zijn in dat gebied investeringen nodig om de middenklasse te versterken, een economie met kansen voor kleine ondernemers en scholen voor degelijk onderwijs. Uitzicht op welvaart is een voorwaarde om goed werkende overheden uit te bouwen en politieke hervormingen toe te laten. Pas als we min of meer weten hoe dat kan, kunnen we onze harde militaire macht doelgericht inzetten. Pas dan kunnen we op tafel slaan en de fanatiekelingen in de Israëlische regering duidelijk maken dat er een einde moet komen aan de verdrukking van de Palestijnse bevolking. En als er dan nog steeds een groep opstaat die Europa meent te moeten komen vernietigen, laten we die dan uit de weg ruimen met alles wat we in huis hebben.

De grote vraag blijft of we dat kunnen, of we de strijd tegen de terreur kunnen aanbinden zonder onze samenleving verder te verzwakken, de Europese samenwerking op te blazen en nog meer onrust te zaaien in het Midden-Oosten. Het heeft er, als ik eerlijk ben, steeds meer van weg dat Europa zichzelf aan het kapotmaken is en dat tuig als het terreureskader van vorige week in Parijs dat proces alleen maar wat komt versnellen – zoals roofvliegen op een kreupel dier.